ALPINE F1 TEAM

Renault

Motor

Alpine A524

Wagen

Pirelli

Banden

Rijdersduo

Geschiedenis

Opgericht:

Het Alpine F1 team is ontstaan uit het Renault F1 team dat op haar beurt dan weer een verre erfgenaam is van Benetton. Benetton zelf werd door Luciano Benetton in 1985 opgericht.

Basis: Enstone, Engeland
1981-1985: Fundamenten van Toleman

In 1981 maakt het Toleman-team de overstap van de Formule 2 naar de Formule 1. Gereden wordt met een Hart-turbo. Het eerste jaar is hopeloos. Pas aan het einde van het seizoen slagen de beide coureurs, Brian Henton en Derek Warwick, erin zich voor een race te kwalificeren. Het jaar erop haalt Warwick op Zandvoort de eerste punten voor het team.

In 1984 debuteert een zekere Ayrton Senna in de Toleman. Hij behaalt in Monaco een tweede plaats voor het team, dat het jaar erop zonder bandenleverancier zit en daardoor aan het begin van het seizoen niet aan de start komt. Later in het haar behaalt Teo Fabi op de Nürburgring zowaar een pole-position.

1986-1989: Op zoek naar de middenmoot

De Italiaanse familie Benetton, eigenaar van de gelijknamige kledingfabriek, stapt in 1983 als sponsor van Tyrrell in de Formule 1. De twee jaren erop financieert de firma het weinig succesvolle Alfa Romeo- team.
In 1985 redt Benetton Toleman van de ondergang. Aan het einde van het neemt Luciano Benetton het complete team over en doopt het om tot Benetton Formula.  Door een deal met BMW krijgt Benetton in 1986 de krachtigste turbomotor van het veld. De modieus gekleurde 186 is snel, maar onbetrouwbaar. Aan het einde van het seizoen pakt Gerhard Berger in Mexico de overwinning. Voor Teo Fabi zijn twee poles en een vierde plaats de beste resultaten. Eind ‘86 stapt BMW uit de Formule 1. Benetton gaat in zee met Ford, dat een nieuwe 6-cilinder turbo ontwikkelt. De motor is te nieuw en te zwak.

Fabi en Bergers opvolger Thierry Boutsen komen in 1987 niet verder dan enkele vierde plaatsen.In het laatste turbojaar kiest Benetton voor de atmosferische Ford-achtcilinder.  Boutsen eindigt het seizoen ‘88 als vierde in het kampioenschap, maar tegen de McLarens en Ferrari’s is Benetton niet opgewassen. Nieuwe man Alessandro Nannini eindigt in Engeland en Spanje als derde.

In 1989 erft hij in Japan de zege, als Senna wordt gediskwalificeerd. Het is het hoogtepunt van het jaar, waarin Nannini als zesde eindigt. Diezelfde Nannini wint de tweede GP in de geschiedenis van Benetton in Japan. Johnny Herbert bestuurt aanvankelijk de tweede auto, maar Ford wil een fittere rijder en kiest voor Emanuele Pirro. In ‘89 krijgt het team een nieuw gezicht: Flavio Briatore, weggeplukt bij Benettons modeafdeling in Amerika, volgt Peter Collins en David Paolini als teamleider op.

1990-1995: Succesvolle jaren, twee titels met Michael Schumacher

In 1990 contracteert het team de ervaren Nelson Piquet. Hij schittert aan het einde van het jaar, met zeges in Japan en Australië. In het kampioenschap eindigt hij als derde. In Japan finisht Roberto Moreno als tweede. De Braziliaan vervangt Nannini, die enkele weken eerder tijdens een helikopterongeluk zijn linker onderarm is kwijtgeraakt. Hij komt er weer bovenop, maar zal nooit meer in de Formule 1 racen.  Voor 1991 wil Benetton een grote stap voorwaarts maken. Het team bundelt de krachten van Tom Walkinshaw en John Barnard. Piquet behaalt in Canada zijn laatste Grand Prix-zege. Een echte stap vooruit boekt het team vanaf Italië, als Michael Schumacher voor het eerst in de Benetton zit. Het is het begin van een nieuw tijdperk.

Tussen 1992 en ‘95 draait alles binnen Benetton om één man: Michael Schumacher. Martin Brundle en Riccardo Patrese ondervinden dat aan den lijve. Schumacher wint in twee seizoenen twee races, maar is in 1994 klaar voor de titelstrijd. Hij kan zich meten met Ayrton Senna en erft na diens overlijden de rol als titelfavoriet. Met slechts 1 puntje voorsprong op Damon Hill wordt Schumacher wereldkampioen. Een smet op de titel zijn de verdenkingen van fraude en twee diskwalificaties. Jos Verstappen maakt zijn F1-debuut in de tweede Benetton en behaalt tien punten. Na één jaar moet hij alweer plaatsmaken voor Johnny Herbert.

In 1995 is Benetton heer en meester: Schumacher wint negen keer en wordt opnieuw wereldkampioen, Herbert twee keer. Benetton, dit seizoen met Renault-motoren, verovert de eerste constructeurstitel.

1996-2001: Zonder Schumacher niet meer dan een middenmoter

Benetton, voortaan met Italiaanse licentie, ontdekt in ‘96 hoe afhankelijk het team van de naar Ferrari vertrokken Schumacher is geweest. Jean Alesi en Gerhard Berger kunnen niet overweg met de auto zoals de Duitser die heeft ontwikkeld.  Ook de ontwerpers Ross Brawn en Rory Byrne verlaten het team, dat pas in Duitsland ‘97 zijn eerste zege sinds Schumachers vertrek behaalt. Berger is de gelukkige.

Het seizoen ‘98 begint met het aantrekken van twee nieuwe coureurs. Teambaas David Richards moet Benetton een nieuw elan geven met Giancarlo Fisichella en Alexander Wurz. De Benetton is de eerste wedstrijden gelijkwaardig aan de Williams. Beide coureurs zijn aan elkaar gewaagd. Eerst blinkt Wurz uit, later gaat Fisichella hem overvleugelen. Er worden regelmatig punten gescoord, totdat ze bij Jordan en Williams de zaakjes op orde hebben. Voor de eerste keer sinds 1986 eindigt Benetton in 1998 niet bij de eerste vier in het constructeursklassement.

Het jaar erna zet het verval door. Fisichella en Wurz zijn voornamelijk in het rechterrijtje van de trainingstijden terug te vinden. Maar waar de eerste tijdens de races nog weleens wat presteert, weet de Oostenrijker geen potten meer te breken. Met een beetje geluk is er toch nog uitzicht op een zege, maar Fisichella glibbert op de verregende Nürburgring in leidende positie van de baan. Het is een typerend moment voor het seizoen en interim-teambaas Rocco Benetton schudt dan ook het hoofd.

Al vroeg in 2000 kiest de familie Benetton eieren voor haar geld: zij verkoopt het team aan Renault. De gewezen teambaas Flavio Briatore keert terug en met hem komen de resultaten, zij het nog mondjesmaat. Fisichella boekt drie podiumplaatsen en Benetton sluit het seizoen 2000 nipt af in de top vier van de constructeurs.

In het laatste jaar Benetton begint het team zeer zwak aan het seizoen. De Reanult-motoren zijn in volle ontwikkeling wat de zakke start verklaart. Dit werd ook zelf door het team aangekondigd. Rijders Fisichella en Button, in zijn eerste jaar bij Benetton, behalen in totaal 10 punten, goed voor een 7de plaats in het WK voor constructeurs. Hoogtepunt is de derde plaats van Fisichella in Belgie. Voor volgend seizoen rijden Jarno Trulli en Jenson Button in het nieuwe Renault team.

2002: 100% Renault

Renault is terug in de Formule 1 en ze zullen het geweten hebben in de Formule 1. Een nieuwe wind waait er in de Fabrieken van Renault, en men hoopt het jaar te starten met enkele kleine successen. In de eerste race van het jaar worden er meteen punten gepakt. Jenson Button word de ware held in de eerste 4 races bij Renault. Jarno Trulli heeft op dat moment minder geluk en kan telkens niet finishen. Voor het eerst in zijn leven kan Trulli bijna racen zonder problemen en word hij naarmate het einde van het seizoen nadert steeds sterker. Op enkele races voor het einde van het seizoen, word er aan Jenson Button verteld dat hij kan opstappen en dat hij bedankt is voor bewezen diensten. De Spanjaard Fernando Alonso neemt in 2003 zijn plaats in.

2003-2004: Intrede van de toreador

De intrede van Fernando Alonso in de Formule 1 ging niet onopgemerkt voorbij. De Spanjaard maakte meer dan eens indruk en won z’n eerste Grote Prijs in Hongarije. In 2004 maakte Renault opnieuw een grote stap voorwaarts. Het team hoorde thuis in de subtop en het was Jarno Trulli die voor een overwinning kon zorgen in de Grote Prijs van Monaco. Later werd Trulli aan de kant geschoven. Z’n plaats werd ingenomen door Jacques Villeneuve. De wereldkampioen kon echter geen indruk maken.

2005-2006: Twee keer wereldkampioen

Vanaf het seizoen 2005 strijdt Renault volop mee voor de titel. Giancarlo Fisichella werd de tweede rijder van het team maar het was opnieuw Fernando Alonso die het team vooruit hielp. De Spanjaard werd uiteindelijk wereldkampioen bij de piloten terwijl Renault ook het constructeurskampioenschap won. In 2006 was er dan de fikse strijd tussen Alonso en Ferrari-piloot Michael Schumacher. Toen die laatste in de voorlaatste Grote Prijs van het seizoen moest opgeven, lag de weg open voor Alonso om z’n tweede wereldtitel te winnen.

2007: Terugval zonder Alonso

Het is nooit aangenaam voor een team om haar wereldkampioen te zien verhuizen naar een concurrent. Dat was ook bij Renault het geval. De Franse renstal zag haar toprijder verhuizen naar Mclaren en raakte in een crisis terecht. Fisichella en nieuwkomer Heikki Kovalainen waren niet in staat om de leemte die de Spanjaar achter liet op te vullen en het team kwam nooit in aanmerking voor de wereldtitel.

2008: De terugkeer van Alonso

Na de teleurstellende samenwerking met Mclaren keerde Fernando Alonso begin 2008 terug naar Renault. Hij vond er echter een heel ander team terug dan datgene hij eind 2006 had achtergelaten. Doorheen het jaar keerde Renault stilaan terug naar de voorgrond met aan het einde zelfs nog twee overwinningen van Alonso in Singapore en Japan.

2009: Het crashgate-schandaal

Na een weinig succesvol begin van het seizoen werd Nelson Piquet Jr. na de grote prijs van Hongarije ontslagen en Romain Grosjean aangenomen. De Braziliaan bracht een hele affaire, de crashgate genaamd, aan het licht. Hij zou vrijwillig gecrasht zijn in de grote prijs van Singapore in 2008 op een plaats waar men hem niet vlot kon weghalen. Daardoor moest de safety car uitkomen en daar kon zijn teamgenoot van profiteren en de race winnen. De FIA besliste dat de opdrachtgevers verbannen werden uit de autosport: teambaas Flavio Briatore levenslang en technisch directeur Pat Symonds voor vijf jaar. Later werden de schorsingen nietig verklaard. Renault verloor nagenoeg alle sponsors en kon juist in Singapore haar enige podium behalen.

2010: Renault verkoopt deel F1-team

Voor het seizoen van 2010 verkocht Renault 75% van de aandelen aan Genii Capital, een Luxemburgse investeringsmaatschappij. Dat om de kosten, vanwege de financiële crisis, te drukken. De Franse autobouwer bleef wel aan als motorenleverancier.
Ook waren ze hun beste rijder, Ferando Alonso, kwijt aan Ferrari. Robert Kubica en rookie Vitaly Petrov zouden het bekende automerk vertegenwoordigen. Zij bezorgden Renault de vijfde plaats in het constructeurskampioenschap en drie podiumplaatsen.

2011: Renault enkel nog motorleverancier

Bij aanvang van het seizoen 2011 maakte de Lotus Group bekend dat ze de overige aandelen (25%) van Renault hadden gekocht en een gedeelte van Genni Capital. Dat om de strijd tegen Lotus Racing aan te gaan, die zichzelf de rechten op de naam Team Lotus claimden. De wagens verschenen in het zwart met gouden sponsoring zoals in de jaren ’70. Renault bleef in de naam en verlengde haar contract als motorenleverancier. 2011 startte goed voor het Lotus Renault F1 Team. In de eerste twee races verdeelden Petrov en Heidfeld twee podiumplaatsen onder elkaar. Maar de wagen bleek al snel geen topper en kon door zijn unieke uitlaat moeilijk worden aangepast. Punten pakken was de moeilijke boodschap voor de rest van het seizoen. Als gevolg van de resultaten werd Heidfeld nog maar eens midden in een seizoen vervangen, dit maal door Bruno Senna. Renault werd uiteindelijk vijfde.

2012: Raikkonen imponeert tijdens comeback

In 2012 kwam Lotus op de proppen met twee rijders die hun comeback maakten in de formule 1. Kimi Raikkonen stapte terug over van de rally en GP2-kampioen Romain Grosjean kreeg een tweede kans. Voor de één werd de comeback iets geslaagder dan voor de ander.

Raikkonen zou de enige worden die alle ronden van het seizoen zou af werken. Daarbij moest de Fin maar één keer naar huis zonder punten Samen met een overwinning en zes andere podiumplaatsen maakte dat Raikkonen nog tot de voorlaatste race een titelkandidaat. Hij werd derde in het wk.

Ook Grosjean reed zich in de picture, maar op een andere manier. De Fransman viel verschillende keren uit door een crash in de eerste ronde en werd gevreesd door het ganse rijdersveld. Na Spa werd Grosjean zelfs voor een race geschorst en mocht Jerome d’Ambrosio hem vervangen, zonder veel succes. Grosjean behaalde drie podia en werd achtste in het kampioenschap. Lotus werd vierde in het constructeurskampioenschap.

2013: Financiële problemen overschaduwen het seizoen

Het seizoen kon niet beter starten voor Lotus. Na de kwalificaties leek het moeilijk te worden voor Lotus om mee te vechten voor de zege, maar door een perfecte strategie, en de manier waarop de E21 met de snelslijtende banden omging, pakte Kimi Raikkonen de overwinning in Melbourne. Daarna rezen echter al snel vragen of Lotus met hun beperkte budget voorin zou kunnen blijven meestrijden. Die vraag werd al snel beantwoord, want verder dan een aantal podiumplaatsen kwam Lotus niet.

Ook opvallend was de wedergeboorte van Romain Grosjean. Na 2012 werd door iedereen hard getwijfeld aan de F1-waardigheid van de Fransman. Grosjean kreeg uiteindelijk toch het vertrouwen van Eric Boullier, en bedankte met enkele opvallende prestaties, waarin hij een paar keer dicht bij een eerste overwinning kwam.

2014: Terug naar af

Nadat Kimi Raikkonen terug mocht naar Ferrari verwelkomden ze bij Lotus Pastor Maldonado die de financiële toestand van het team weer wat kon opkrikken, maar daarom nog de prestaties niet. Maldonado en Grosjean eindigden drie keer in de punten en konden zo toch nog de achtste plaats bij de teams veroveren. Van de vorm van vorig seizoen schoot duidelijk niets meer over. Op zoek naar prestaties besloot Lotus om in 2015 met de betere Mercedes-motoren te gaan rijden.

2015: Financiële problemen en de overname door Renault

Na een dramatisch verlopen seizoen 2014 moest het beter gaan voor Lotus in 2015. Het team uit Enstone stapte over naar de Mercedes-krachtbron en het voordeel was duidelijk merkbaar. Met Romain Grosjean en Pastor Maldonado als rijders was het vooral de Fransman die voor punten zorgde voor Lotus. Grosjean behaalde een podiumplaats in België en maakte even later bekend over te stappen naar het nieuwe Haas F1 team. Verder kwam Lotus geregeld in het nieuws wegens geldproblemen, maar gelukkig was er Bernie Ecclestone die het geplaagde Lotus uit de problemen hielp. Na maanden van speculaties werd de renstal overgenomen door Renault dat opnieuw met haar eigen team deelneemt aan de Formule 1.

2016: Matige terugkeer van Renault

De naam Renault keerde in 2016 terug in de Formule 1. Het Franse team had de ambitie om binnen de vijf jaar weer mee te strijden voor de wereldtitel. Het werd echter meteen duidelijk dat het team in haar eerste jaar niet mee zou spelen voor de prijzen. Kevin Magnussen en Jolyon Palmer kwamen bijna nooit in de buurt van de punten. Renault eindigde het seizoen op een teleurstellende negende plaats in het constructeursklassement. Daarnaast kreeg de constructeur doorheen het seizoen kritiek van Red Bull, waar het de motoren aan leverde. Deze zouden immers veel te weinig kracht leveren.

2017: Nog een lange weg naar de top

Met de komst van Nico Hülkenberg hoopte Renault op een regelmatige basis punten te scoren, wat in 2016 een probleem was met Kevin Magnussen en Jolyon Palmer aan het stuur. Met de Duitser had Renault een rijder aangetrokken voor de toekomst, aangezien Renault het plan had binnen de vijf jaar terug aan de top te staan.

Het was al snel duidelijk dat Hülkenberg de betere rijder was van de twee. Sinds de zomerpauze waren er al meerdere theorieën dat Palmer vervangen zou worden en na de GP van Japan was het dan zover. Carlos Sainz maakte de overstap van Toro Rosso. Omdat de Spanjaard in 2018 voor Renault zou gaan rijden, besloten ze bij het team uit Enstone om Palmer te vervangen door Sainz, om zo ervaring op te doen met de Renault. Sainz slaagde er nog in om in de Verendigde Staten meteen punten te scoren voor zijn nieuwe team. Eén ding was wel duidelijk: als Renault binnen een aantal jaren terug aan de top wil staan, dan heeft het nog veel werk voor de boeg.

2018: Meerjarenplan boekt eindelijk vooruitgang

Renault spreekt al enkele jaren over hun meerjarenplan. En de progressie was in 2018 ook duidelijk zichtbaar. Renault hield Haas achter zich om “best of the rest” te worden achter de drie topteams. De ambitie van Renault, podiums halen, was dit seizoen nog buiten zicht met twee keer een vijfde plaats als beste resultaat in Azerbeidzjan en Duitsland. Maar hun overduidelijke potentieel zorgde er wel voor dat Daniel Ricciardo de overstap maakt van Red Bull Racing voor volgend seizoen, de meest besproken transfer van de grid. De Australiër vervangt Carlos Sainz, die zijn idool en landgenoot Fernando Alonso zal vervangen bij McLaren.

2019: Miljoenentransfer Daniel Ricciardo

Met Daniel Ricciardo aan de zijde van Nico Hülkenberg hoopt het Franse team om duidelijk de ‘best of the rest’ te zijn door af en toe het de top drie moeilijk te maken. Maar de progressie in het kampioenschap kwam er niet. Ironisch genoeg werd het fabrieksteam verslagen door Renaults nieuwe klant McLaren. Toch heeft het team reden tot hoop voor de komende jaren, na een vierde plaats voor de Australiër in Italië.

2020: Op de weg terug

In het vijfde seizoen nadat Renault weer als constructeur meedoet aan de Formule 1 heeft de Frans-Engelse formatie de weg naar het podium terug gevonden. Voor aanvang van het seizoen had teambaas Cyril Abiteboul laten horen dat 2020 een cruciaal jaar zou zijn voor zijn team want 2019 was een jaar om snel te vergeten en het doel zou de vierde plaats in het wereldkampioenschap zijn. Een slap seizoensbegin deed het ergste vermoeden maar vanaf de GP van Groot Brittannië lijkt alles op zijn plaats te vallen en is Daniel Ricciardo niet meer uit de punten weg te denken met als hoogtepunt podiumplaatsen op de Nürburgring en in Imola. De strijd in het middenveld was enorm spannend en bij Renault moesten ze zich tevreden stellen met een vijfde plaats in de eindstand van het WK.

2021: Een seizoen van flitsen

Met een nieuwe naam en de terugkeer van Fernando Alonso begint Alpine als het ware met een propere lei aan het seizoen 2022. Vooral de aanstelling van Alonso zorgt voor een dubbel gevoel, hij is onbetwistbaar een uitzonderlijke rijder maar hij staat er ook om bekend niet vies te zijn van politieke spelletjes. De tweevoudige wereldkampioen komt aarzelend uit de startblokken maar gaandeweg het seizoen vordert zien we terug flitsen van zijn stuurmanskunsten. Bij zijn teamgenoot Esteban Ocon verloopt het omgekeerd, na een prima start deemstert hij weg tot een nieuw chassis vanaf Silverstone soelaas brengt, met als hoogtepunt een overwinning in Hongarije.

Alpine heeft laten zien dat de line up met Alonso en Ocon een schot in de roos was en als de flitsen van 2021 van beide rijders de voorbode zijn wat nog komen moet wordt 2022 een seizoen om naar uit te kijken.