MCLAREN

Mercedes

Motor

McLaren MCL38

Wagen

Pirelli

Banden

Rijdersduo

Geschiedenis

Opgericht:

McLaren werd door de Nieuw-Zeelander Bruce McLaren eind 1963 opgericht. Bruce werd geboren op 30 augustus 1933 en overleed op vroege leeftijd op 2 juni 1970.

Basis: Woking, Engeland
1966-1970: De eerste jaren van een nieuw team

De Nieuw-Zeelander Bruce McLaren, sinds 1958 Formule 1-coureur, is na enkele seizoenen met Cooper ontevreden over de auto en richt eind 1963 samen met Teddy en Timmy Mayer en Phil Kerr ‘Bruce McLaren Motor Racing Limited’ op. In 1966 is McLaren klaar voor de Formule 1 en komen Bruce en Chris Amon vanaf Monaco aan de start. In 1968 wint Bruce in België de eerste Grand Prix met zijn eigen wagen. Teamgenoot Denis Hulme pakt dat jaar nog twee zeges en wint er in 1969 een. Meer succes heeft McLaren in de Amerikaanse CanAm, waar de oranje-gele auto’s tussen 1968 en ‘71 oppermachtig zijn. Op 1 juni 1970 komt Bruce McLaren tijdens een routinetest met zo’n CanAm-wagen op het Britse Goodwood om het leven. Teddy Mayer en Tyler Alexander zetten het ‘Kiwi-team’ voort.

1971-1980: Moeilijke opbouw naar de top

McLaren komt het verlies van de oprichter moeilijk te boven en behaalt tot 1973 slechts één overwinning. De ommekeer komt in 1973 met de succesvolle M23 van ontwerper Gordon Coppuck. Hulme scoort één overwinning, terwijl de Amerikaan Peter Revson twee keer wint en nieuweling Jody Scheckter een keer misgrijpt. In 1974 begint de relatie met hoofdsponsor Marlboro. Emerson Fittipaldi en McLaren worden wereldkampioen bij de rijders en constructeurs, Hulme wint één race. In 1975 moeten Fittipaldi en McLaren Lauda en Ferrari voor laten gaan. Nieuwe tweede man Jochen Mass wint in Spanje zijn enige Grand Prix. De overstap van Fittipaldi naar zijn eigen team geeft James Hunt de kans van zijn leven. Met enkele ijzersterke overwinningen snoept hij in de zomermaanden Lauda’s riante puntenvoorsprong af. De Oostenrijker kan zich door zijn ongeluk in Duitsland weken niet verweren. Als Lauda in de regenrace in Japan opgeeft en Hunt ondanks een late pitsstop derde wordt, wint de Brit de titel met een punt voorsprong. In 1977 zijn McLaren en Hunt nog van de partij met drie zeges, maar daarna glijdt het team af naar de middenmoot. Mayer zet af en toe ook een derde wagen in, in 1977 voor Gilles Villeneuve en in ‘78 voor Bruno Giacomelli. Ook een privéteam rijdt in 1978 met McLarens met Bret Lunger en ene Nelson Piquet. Hunt stapt eind ‘78 op, zijn opvolger Peterson verongelukt nog voor hij in een McLaren heeft gereden. John Watson en Patrick Tambay proberen de eer in 1979 tevergeefs hoog te houden. De McLarens worden onbetrouwbaar en gevaarlijk fragiel, wat Alain Prost in 1980 diverse keren te merken krijgt. Slechts een wonder kan het team uit de put halen.

1981-1990: Ron Dennis belangrijke factor in successen

Het wonder heet Ron Dennis. Hij koopt zich met zijn Project Four in bij Teddy Mayer. Voortaan heet het team McLaren International. John Barnard ontwerpt de eerste Formule 1-wagen met een chassis van koolstofvezel. In Engeland scoort John Watson zijn eerste zege sinds 1976 en McLaren’s eerste sinds Japan ‘77. Het potentieel lokt Niki Lauda uit zijn pensioen en in 1982 toont de Oostenrijker dat hij nog steeds kan winnen. Watson behaalt in ‘82 en ‘83 drie overwinningen. Ron Dennis krijgt bij zijn zakenpartner Mansour Ojjeh massa’s geld los en laat daarmee bij Porsche een motor op maat bouwen. De TAG-Porsche 6-cilinder is in Barnards sublieme creaties tussen 1984 en ‘86 ongenaakbaar en de wagens scoren 22 overwinningen. Lauda gooit al zijn ervaring in de strijd en verslaat zijn teammaat Alain Prost met een half puntje. De Fransman krijgt zijn kans in 1985 en ‘86 en wordt in beide jaren wereldkampioen. Lauda stopt eind ‘85 definitief en wordt vervangen door Keke Rosberg. In 1987 is de McLaren-Porsche met Prost en Stefan Johansson, mede door het vertrek van Barnard, ondergeschikt aan de Williams-Honda’s. Het succes van de Williams’ overtuigt Dennis ervan dat hij ook een Honda-motor moet hebben. In 1988 krijgt hij hem, samen met Ayrton Senna. Senna en Prost vegen in de MP4/4 van Steve Nichols de vloer aan met de rest van het veld en winnen samen 15 van de 16 races. Senna wint zijn eerste titel. De Braziliaan wil er in 1989 nog een. Zelfs Ron Dennis is niet meer in staat zijn rijders te beteugelen en de titelstrijd eindigt met de omstreden botsing van de twee McLarens op Suzuka, waarna de winst naar Prost gaat. Een jaar later treffen Senna en Prost elkaar in Japan weer naast de baan, maar dit keer levert de rampartij de Braziliaan de titel op.

1991-2000: Wisselvalligheid

Senna is in 1991 oppermachtig en legt de basis voor zijn derde wereldtitel met vier overwinningen op rij in de eerste races. Berger wint in Japan bij de gratie van Senna, waarmee die zijn dank uitspreekt voor de loyaliteit die de Oostenrijker het gehele jaar heeft getoond. Toch begint in 1991 Williams McLaren naar de kroon te steken. In 1992 behoort de suprematie van de McLaren-Honda’s al weer tot het verleden. Het vertrek van Honda, is na 44 overwinningen, aan het einde van het jaar een hard gelag. Senna stuurt de McLaren-Ford in 1993 nog vijf keer als eerste over de finish, maar Michael Andretti kan door een tekort aan testkilometers niets uitrichten en moet plaats maken voor testrijder Mika Hakkinen. McLaren kiest voor 1994 Peugeot-motoren. Dennis verliest het vertrouwen na de vele motordefecten van Hakkinen en Martin Brundle. Hij breekt het contract open en sluit een deal met Mercedes-Benz. Maar ook de Duitsers hebben hun leerjaar, waaraan zelfs Nigel Mansell niets kan veranderen. De samenwerking met Mansell duurt slechts twee races. De McLaren is dat jaar een flop, waarmee Hakkinen in Australië ook nog eens zwaar crasht. Eind ‘96 keert Marlboro het team de rug toe. Met een geheel nieuwe look staan de zilveren West-McLarens in Australië ‘97 op de grid. Coulthard geeft het team na 49 races weer een overwinning, maar het vervolg van het seizoen toont aan dat McLaren-Mercedes het niveau van de Williams’ nog niet heeft bereikt. En dus haalt Dennis de man achter het succes van Williams binnen: Adrian Newey begint in augustus als technisch directeur. Voor het derde jaar worden de McLarens bestuurd door Hakkinen en Coulthard. Vanaf de eerste race van 1998 is McLaren terug aan de top. Zowel de constructeurstitel als de rijderstitel belanden bij het team van Ron Dennis. Mika Hakkinen pakt met 2 overwinningen in de eerste twee wedstrijden meteen de leiding in het klassement en staat die niet meer af. Enige tegenstadn krijgt Mika van Michael Schumacher. In 1999 gaat het allemaal wat minder vanzelfsprekend.  De wagen is niet meer betrouwbaar en Mika Hakkinen geeft 2 zekere zeges uit handen door eigen falen. In de laatste race beslist hij op overtuigende wijze het kampioenschap. De constructeurstitel moeten de mannen van McLaren echter afstaan aan Ferrari, een fikse tegenvaller. In 2000 verliest McLaren zijn status van sterkste team aan Ferrari. Zeven overwinningen, waarvan vier voor Hakkinen en drie voor Coulthard, zijn natuurlijk mooi meegenomen, maar verslagen worden in zowel het coureurs- als het constructeurskampioenschap is een kleine ramp voor het team uit Woking.

2001: Zwak jaar

McLaren kan geen aanspraak maken op een wereldtitel. Mika Hakkinen en David Coulthard kunnen niet tippen aan de Ferrari van Michael Schumacher. Door de herinvoering van de tractie controle verliest McLaren hun race een aantal keer bij de start. Een jaar om snel te vergeten, waarboven ook nog Mika Hakkinen een sabatjaar neemt en zo het team zijn wereldkampioen ziet gaan.

2002: opnieuw zwak jaar maar enkele lichtpunten

Het jaar begint met een rijderwissel. Mika Hakkinen heeft besloten om een jaar met Formule 1 te stoppen en word vervangen door de jonge Fin Kimi Raïkkönen. Het seizoen voor McLaren is niet al te best in het begin, men kan Ferrari en Williams niet volgen. Op sommige momenten moeten ze zelfs nieuwkomer Renault laten voorbijgaan. In Monaco worden plots de rollen omgekeerd, niemand kan David Coulthard inhalen te Monaco en wint zo de GP. Ook in Frankrijk ligt een McLaren op kop en deze keer is het die van nieuwkomer Raïkkönen, maar deze rijdt helaas van de baan door een oliespoor van de Toyota van Allan McNish. Beide rijders doen wat er van hen verwacht word en mogen nog een jaar blijven bij het McLaren team.

2003-2006: Ups and downs

2003 werd een sterk jaar voor Mclaren ondanks betrouwbaarheidsproblemen voor de MP4-18. Het team besloot terug te vallen op de Mclaren MP4-17D en hiermee kon Kimi Raikkonen tot het einde van het seizoen strijden met Michael Schumacher om de wereldtitel. De Fin eindigde uiteindelijk tweede. De wagen voor het seizoen 2004 had zo mogelijk nog meer problemen dan haar voorganger. De MP4-19 werd een miskloon van Adrian Newey en zelfs een nieuwe versie van die wagen kon niet baten. 

In 2005 trekt Mclaren de Columbiaan Juan-Pablo Montoya aan. Hij kan er samen met Raikkonen voor zorgen dat het team constant goed presteert. Uiteindelijk wordt het toch weer een tweede plaats voor Raikkonen achter Renault rijder Fernando Alonso. Eind 2005 maakt Mclaren bekend dat die laatste vanaf 2007 voor het team zal uitkomen. 2006 werd opnieuw een minder seizoen voor Mclaren. De gechromeerde MP4-21 kwam te kort tegen de bolides van Renault en Ferrari. Al snel vestigt het team z’n hoop op 2007.

2007: Uitstekend seizoen in de schaduw van spygate en controverses

Het jaar 2007 begon veelbelovend voor Mclaren. Met wereldkampioen Fernando Alonso en nieuwkomer Lewis Hamilton achter het stuur maakte het team indruk aan het begin van het seizoen. Al snel staken er echter problemen de kop op. Fernando Alonso en Lewis Hamilton kwamen meer dan eens met elkaar in aanvaring en het werd duidelijk dat Alonso mogelijk al aan het einde van het seizoen zou vertrekken. De echt grote problemen kwamen er echter pas in juli 2007. Mclaren raakte door haar hoofddesigner Mike Coughlan betrokken in het grootste schandaal in de Formule 1 sinds jaren. Coughlan had via Ferrari medewerker Nigel Stepney vertrouwelijke informatie verkregen over de Italiaanse renstal. De FIA besloot Mclaren te schrappen uit het constructeurskampioenschap en legde het team een boete op van 100 miljoen dollar. Alonso en Hamilton mochten wel verder strijden voor de wereldtitel maar schoten beide met 1 punt te kort in één van de spannendste seizoensfinales ooit. Alonso keerde na afloop terug naar Renault.

2008: Eindelijk weer een wereldkampioen

Tien jaar na de laatste rijderstitel voor Mclaren was het in 2008 eindelijk nog eens raak.  Lewis Hamilton werd wereldkampioen in z’n tweede seizoen in de Formule 1. Toch hoeng die titel in de laatste Grote Prijs van het seizoen in Brazilië nog aan een zijden draadje. Hamilton moest vijfde eindigen nadat concurrent Felipe Massa als eerste over de streep was gekomen. Hamilton lag zesde maar na een inhaalmanoeuvre op Timo Glock in de laatste bocht kwam hij toch als vijfde over de finish en had Mclaren eindelijk weer een wereldkampioen.

2009: valse start

Na 27 jaar als teambaas stapte Ron Dennis over naar de auto-afdeling van McLaren. Martin Whitmarsh werd de nieuwe teambaas en kon al direct flink aan de bak. In de eerste race van het seizoen werd Lewis Hamilton gediskwalificeerd. De regerend wereldkampioen had namelijk gelogen over een safety car-situatie, waarin hij zogezegd ingehaald werd. En dat was niet het enige probleem. De nieuwe wagen was ver van goed en McLaren behaalde nauwelijks punten in de eerste seizoenshelft. In het tweede gedeelte van 2010 herpakte het Britse team zich en kon Lewis hamilton nog twee overwinningen boeken.

2010: topgevecht

Voor het seizoen van 2010 haalde McLaren de regerend wereldkampioen binnen. Daarmee hadden ze nu de twee meest recente wereldkampioenen, Jenson Button en Lewis Hamilton, in hun midden. Ook had McLaren vanaf het begin een zeer goede wagen. Het Britse team behaalde in elke race punten en in totaal 16 podiums en 5 overwinningen. Een slecht seizoenseinde verpestte het nog voor McLaren en koste hen de constructeurstitel.

2011: McLaren enige team dat Red Bull kan bijbenen

McLaren was in 2011 de grootste concurrent van het almachtige Red Bull. In de kwalificaties moest het steeds de duimen leggen tegen Red Bull maar in de races deden ze het steeds beter. Beide piloten scoorden elk drie zeges, waarvan de meest opvallende ongetwijfeld die van Jenson Button in Canada was. Ook in het oog springend was het feit dat Lewis Hamilton het slechter deed dan zijn teamgenoot, iets wat Lewis niet echt gewoon was. Lewis kreeg overigens bakken kritiek te slikken, niet enkel door zijn aanvaringen met Ferrari-piloot Felipe Massa maar ook danzij zijn “maybe it’s because I’m black”-uitspraak na de race in Monaco. Ook was McLaren het enige team dat een pole van Red Bull wist af te snoepen, Lewis Hamilton mocht in Korea vanop de eerste plaats vertrekken.

2012: Goed begin maar geen goed einde

McLaren schoot goed uit de startblokken bij het begin van het seizoen 2012. De wagen leek al direct goed te zijn ,maar het zou bij het team uit Woking ontbreken aan consistentie. Door zowel heel wat crashes als heel wat defecten haalden Button en Hamilton in een kwart van de races de meet niet.

Toch was McLaren sterk. In de races waar ze aankwamen, behaalden ze slechts twee maal geen punten. Met zeven overwinningen, behaalden ze er evenveel als wereldkampioen Red Bull. Dat er voor de rest maar zes andere podiumfinishes waren wil zeggen dat McLaren het niet al te best deed en zo niet verder geraakte dan een derde plaats bij de constructeurs en een vierde en vijfde plaats voor respectievelijk Hamilton en Button.

2013: Rampjaar

2013 was voor McLaren een rampzalig seizoen. De Britse formatie behaalde immers geen enkele podiumplaats. Sergio Perez werd binnengehaald om een team te vormen met Jenson Button, nadat Lewis Hamilton naar Mercedes trok. Perez koesterde torenhoge ambities, maar kon zich nooit voorin mengen, net als Jenson Button.

Naar het einde van het seizoen toe was er echter wel lichte verbetering zichtbaar bij McLaren, met regelmatige top vijf resultaten voor beide rijders. Tijdens het tussenseizoen werd Ron Dennis terug naar Woking gehaald. Dennis voerde meteen een grote herstructurering door, waarvan Martin Whitmarsh het grootste slachtoffer is gebleken.

2014: Geen beterschap

McLaren trok voor 2014 Kevin Magnussen aan en had al zeer snel prijs. Bij de eerste gp, die van Australië, eindigde de rookie samen met teamgenoot Jenson Button op het podium. Dat was ook de enige noemenswaardige prestatie van het team uit Woking. Voor de rest van het seizoen eindigden Button en Magnussen veelal in de punten wat een vijfde plaats bij de constructeurs opleverde voor McLaren. Voor 2015 kondigde McLaren aan terug te gaan samenwerken met Honda als motorlevernacier.

2015: De teleurstellende hereniging met Honda

De Formule 1 keek uit naar het nieuwe McLaren. De fans moesten opnieuw kunnen genieten van de combinatie McLaren-Honda. De Japanse motorleverancier kende echter meer moeite met het V6-tijdperk dan verwacht. Tijdens het begin van het seizoen was het vooral zaak voor McLaren om races uit te rijden, nadat er in de winter amper werd gereden. Met twee wereldkampioenen achter het stuur, Fernando Alonso en Jenson Button, was het met momenten pijnlijk om te zien dat McLaren steeds achteraan terug te vinden was. Het hoogtepunt voor McLaren kwam er in Hongarije, waar de krachtbron minder belangrijk is.

2016: successen blijven uit

De hereniging met Honda leverde McLaren niet veel punten op. De legendarische tandem uit de jaren ’80 eindigde in 2016 op een teleurstellende zesde plaats in het constructeursklassement. Voormalige wereldkampioenen Fernando Alonso en Jenson Button deden nooit mee voor een podiumplaats, laat staan een overwinning. Interne twisten staken dan ook op, hetgeen F1-monument Ron Dennis zijn kop kostte. Hij werd aan het einde van het seizoen vervangen door de Amerikaan Zak Brown. Na de zomerbreak begon McLaren toch punten te scoren, waardoor het enigszins met een goed gemoed de winter in trok.

Voor de Belgen was 2016 wel het jaar van het debuut van Stoffel Vandoorne bij de Britse renstal. Vandoorne werkte het hele jaar als testrijder voor McLaren en mocht in Bahrein zelfs meerijden. De Kortrijkzaan verving in die GP immers Fernando Alonso, die twee weken voordien in Australië zwaar crashte. Vandoorne miste zijn debuut niet en scoorde het eerste WK-punt van dat seizoen voor de renstal.

2017: Een Belg bij McLaren: Stoffel Vandoorne

Het seizoen was er alweer één om snel te vergeten. Voor ons Belgen was het uitkijken naar het eerste seizoen voor Stoffel Vandoorne, maar tijdens de wintertests werd al snel duidelijk dat Honda opnieuw haar huiswerk niet goed had gedaan. De eerste punten kwamen er tijdens de achtste race in Azerbeidzjan. Sindsdien werd er gewerkt aan de rijstijl van Vandoorne en ging het een stuk beter voor de West-Vlaming. Zijn eerste punt kwam er in Hongarije, maar hij kende vooral hoogdagen in Singapore en Maleisië met een zevende plaats. Het rommelde tussen McLaren en Honda, waardoor het duidelijk werd dat de relatie ging worden stopgezet. Renault, bekend voor zowel Fernando Alonso als Stoffel Vandoorne, zal vanaf 2018 McLaren terug naar de top moeten helpen.

2018: Afscheid Fernando Alonso en Stoffel Vandoorne

Een overstap van Honda naar Renault voor de krachtbron bracht initieel een verbetering met zich mee met 40 punten uit vijf races. Maar na de eerste updates bleek het extreem moeilijk om die vorm vast te houden. Ondanks enkele strijdende races van Fernando Alonso, kon het team uit Woking in de resterende 16 races nog maar tien punten scoren. Het team neemt ook afscheid van hun beide rijders voor volgend seizoen. Landgenoot Stoffel Vandoorne kon zijn teamgenoot niet verslaan tijdens de kwalificaties en werd bedankt voor bewezen diensten. De Vlaming gaat dan ook zijn geluk zoeken in de Formule E onder toeziend oog van Mercedes met een rol als simulator-rijder bij het F1-team van de Zilverpijlen.

2019: Een nieuwe rijdersduo, een nieuw begin

Het tweede jaar met Renault-krachtbronnen wierp z’n vruchten af en de samenwerking tussen de nieuwe rijders zorgde ervoor dat het team enorm enthousiast was. Nieuwkomer Lando Norris haalde het beste in Carlos Sainz naar boven. McLaren eindigde het seizoen als ‘best of the rest’, achter de drie grote teams. Het hoogtepunt van het seizoen kwam er in Brazilië, met een podiumplaats voor Carlos Sainz, de eerste in vijf jaar voor het team uit Woking.

2020: Best of the rest

McLaren blijft zijn mars naar boven verder zetten en heeft dat vooral te danken aan een sterke start van het seizoen. Tijdens de eerste race van het jaar laat de formatie uit Woking al meteen zien dat ze bij de les zijn met een podium van Lando Norris als resultaat en na de tweede race in Oostenrijk komt de goedlachse Brit als vijfde over de finish. Voor teamgenoot Carlos Sainz duurt het wat langer om onder stoom te komen maar vanaf de GP van Spanje neemt hij veelal de bovenhand van zijn teamgenoot, met een tweede plaats in Monza als beste resultaat. Gedurende het seizoen moet McLaren na die sterke start wat terrein prijsgeven op haar grootste concurrenten Racing Point en Renault maar ze slagen er toch in om de derde plaats in het kampioenschap veilig te stellen.

2021: Geduld wordt beloond

De overwinning in de GP van Italië is veruit het hoogtepunt van McLaren in 2021 want het was geleden van 2012 dat er nog eens een McLaren in slaagde om een race te winnen. De formatie uit Woking zag Carlos Sainz richting Ferrari vertrekken en trok met Daniel Ricciardo een ervaren kracht aan. De Australiër kent echter een moeilijke start bij McLaren en wordt het grootste deel van het seizoen overklast door zijn jonge teamgenoot Lando Norris maar sinds zijn zege in Monza begint het beter te lopen. Een zesde plaats voor Norris in het kampioenschap en een achtste stek voor Ricciardo zijn voor McLaren genoeg om de vierde plaats in het kampioenschap voor constructeurs op te eisen. 

Als ze in Woking deze lijn kunnen doortrekken in 2022 moet er weer serieus rekening gehouden worden met de papaya-troepen van Zak Brown.