ASTON MARTIN

Mercedes

Motor

Aston Martin AMR24

Wagen

Pirelli

Banden

Rijdersduo

Geschiedenis

Opgericht:

Het Force India team debuteerde in 2008 in de Formule 1. De fundamenten van het team liggen echter bij Eddie Jordan. Die richtte het gelijknamige team op in 1980. Het team verscheen pas in 1991 in de F1. Sinds Jordan het team verkocht aan Midland in 2005 veranderde het enkele keren van eigenaar en naam. Sinds 2008 is de steenrijke Indiër Vijay Mallya de baas. Hij gaf het team de naam Force India. Na een turbulente periode, waarin het team van de ondergang gered werd en verder door het leven ging als Racing Point F1, werd besloten om in 2021 de renstal om te vormen tot het fabrieksteam van Aston Martin.

Basis: Silverstone, Engeland
1991: Mooi debuut voor Jordan

In 1991 waagt Eddie Jordan de stap naar de Formule 1. De Noord-Ier heeft Jordan in 1980 opgericht. In 1983 hangt hij de helm aan de wilgen en concentreert zich op zijn team, dat uitkomt in de Formule 3 en Formule 3000. Na de titel met Jean Alesi in de Formule 3000 volgt in 1990 de oprichting van Jordan Grand Prix, dat in 1991 debuteert. De groene Jordan-Ford 191 van ontwerper Gary Anderson is een schoonheid. Andrea de Cesaris weet weer te schitteren en het team scoort dertien punten. Het team is vijfde in de eindstand voor constructeurs. In België stevent De Cesaris op de overwinning af, totdat zijn motor hem in de steek laat. Die race zit niet Bertrand Gachot in de tweede auto, maar ene Michael Schumacher. Eddie Jordan denkt de talentvolle Duitser stevig onder contract te hebben, maar is hem al na een race kwijt aan Benetton. Met Gachot nog steeds in de gevangenis wegens het molesteren van een taxi-chauffeur, valt Roberto Moreno voor twee races in. Daarna debuteert Alex Zanardi bij Jordan in de Formule 1.

1992-1993: Magere jaren

Het eerste seizoen is te goed geweest, de verwachtingen voor ‘92 te hoog gespannen. Eddie Jordan vervangt de Ford-motor door de Yamaha. Hij gooit het seizoen door de chronische onbetrouwbaarheid van de V10 weg, maar ook de auto is niet de sprong voorwaarts. Zelfs de miljoenen van zijn nieuwe sponsors Sasol en Barclay helpen daar niets aan. De nieuwe rijders Stefano Modena en Mauricio Gugelmin komen ook niet uit de verf. De Italiaan weet zich zelfs vier keer niet te kwalificeren. In Australië behaalt hij het enige puntje van het seizoen. Gugelmin komt ook zelden aan de finish. Een zevende plaats is zijn beste resultaat.

Eind ‘92 heeft Jordan genoeg van Modena, Gugelmin en Yamaha. Een nieuw seizoen, een nieuwe motor. Dit keer bouwt Gary Anderson een auto rond de Hart V10. Hoewel de betrouwbaarheid beter is dan van de Yamaha, ontbreekt het Hart aan geld om zijn motor door te ontwikkelen. De rots in de branding is dit seizoen de Braziliaanse nieuweling Rubens Barrichello. Hij doet zichzelf en het team geen kwaad door in de regenrace op Donington enige tijd als tweede rond te rijden. Zijn optreden toont aan dat hij meer waard is dan de twee puntjes aan het einde van het seizoen. De tweede auto lijkt te zijn uitgeleend aan een verhuurbedrijf: Ivan Capelli, Thierry Boutsen, Marco Apicella en Emanuele Naspetti reden voor Jordan in het zelfde seizoen. Met Eddie Irvine, ook nieuw, rijdt de tweede Jordan in Japan meteen in de punten.

 
1994-1997: Constante prestaties

Eddie Jordan ziet het duo Barrichello-Irvine wel zitten. Zij besturen in ‘94 de Jordan-Harts, komen regelmatig aan de finish en geven het team de vijfde plaats in het constructeurs-WK. Maar er is ook ergernis. Halverwege het seizoen zijn Barrichello en Irvine elkaars rivalen. Nadat ze elkaar in Hongarije al in de tweede bocht uitschakelen, verkeert het team in oorlogsstemming. Jordan moet de ruzie sussen. Barrichello begint het seizoen sterk met een vierde plaats. Hij wordt derde in de Pacific Grand Prix, de eerste podiumfinish van Jordan. Een race later gaat hij er keihard af op Imola, het tragische weekend. Barrichello is er vanaf Monaco weer bij en wordt nog vier keer vierde. Hij behaalt op een halfnatte baan in België Jordans eerste pole-position. Irvine valt tegen. Nadat hij de schuld van de Verstappen-crash in Brazilië heeft gekregen, moet hij drie races aan de kant blijven. De Cesaris valt in. Na zijn terugkeer is een vierde plaats Eddie’s beste resultaat.
De ruzies worden bijgelegd en tot ieders verrassing van velen zijn Barrichello en Irvine ook in 1995 weer teamgenoten. Zij beschikken dit seizoen over Peugeot-motoren. Eddie Jordan heeft met de Fransen een driejarig contract afgesloten. De prestaties zijn redelijk, maar toch is er de onbetrouwbaarheid. Hoogtepunt is de GP van Canada, waar de Jordans als tweede en derde over de finish komen. In het kampioenschap eindigen Barrichello en Irvine respectievelijk als elfde en twaalfde.

Jordan groeit door. Het team probeert de aansluiting met de top te vinden en hoopt dat de miljoenen van Benson & Hedges daarbij zullen helpen. Barrichello en zijn nieuwe teammaat Martin Brundle beschikken met de Peugeot over de krachtigste motor in het veld. Zolang het rechtuit gaat zijn de Jordans onverslaanbaar, maar in de bochten willen ze niet zo erg. Opnieuw blijft Jordan hangen op de vijfde plaats in het constructeurskampioenschap. Barrichello blinkt uit in Brazilië, tot hij uitvalt. Martin Brundle overleeft een reuzenklap in de startronde in Australië. Hij is in de trainingen vaak te langzaam en kan zelfs met zijn ervaring dit nadeel in de wedstrijden niet meer goed maken.
Eddie Jordan zit met een dilemma: kiezen voor de ervaring van Nigel Mansell of het seizoen met twee superfanatieke ‘groentjes’ beginnen.

Na een test haakt Mansell af. Ook wereldkampioen Damon Hill heeft hij niet kunnen strikken. De stalbaas kiest voor Ralf Schumacher en Giancarlo Fisichella. Beiden zijn bloedsnel en halen het maximale uit de zeer fraaie Jordan-Peugeot, die dit jaar ook met bochten goed overweg kan. De Duitser en Italiaan gunnen elkaar het licht in de ogen niet, zeker niet als Schumacher zijn teammaat in Argentinië van de baan ramt. Hij erft er de derde plaats door. Fisichella moet nog tot Canada wachten voordat hij de smaak van champagne mag proeven. Jordan probeert met deze resultaten Peugeot te overtuigen om ook in 1998 te blijven, maar de Franse fabrikant wil zich exclusief binden aan Alain Prost. Jordan tekent een tweejarige contract met Mugen-Honda, krijgt nog drie seizoen de steun van Benson & Hedges en bouwt zijn team steeds verder op. Het team wordt deze 4 jaar driemaal 5de en éénmaal 6de in het WK voor constructeurs.

1998-1999: Eerste zege voor het team!

In 1998 lukt het Eddie Jordan dan toch om Hill in zijn team te krijgen. Net als Ralf Schumacher scoort hij de eerste helft van het seizoen geen punten. Het eerste puntje van Ralf in Engeland wordt gevierd alsof de wereldtitel is binnengehaald. Het blijkt dan ook de ommekeer, want op de GP van Luxemburg na pakt het Jordan-team in alle races in de tweede seizoenshelft punten. In de regen op Spa is zelfs de eerste overwinning van Jordan in acht jaar Formule 1 een feit. Met Hill als eerste en Schumacher als tweede wordt het meteen een dubbelzege. Het team eindigt het seizoen op de vierde plaats in het constructeurskampioenschap.

De stal van Eddie Jordan vertoont het jaar daarna twee gezichten. Nieuwkomer Heinz-Harald Frentzen rijdt een formidabel seizoen. Hij verrast iedereen, zelfs zichzelf. Met twee zeges van de Duitser en een derde plaats in zowel het coureurs- als het constructeursklassement is 1999 voor Jordan zonder meer een geslaagd jaar. Het had echter nog veel beter gekund, ware het niet dat Damon Hill louter rondrijdt voor een goed pensioen. De Engelsman presteert in zijn laatste seizoen helemaal niets.

2000: Rampjaar

Na het succesvolle 1999 brengt het jaar 2000 alleen maar teleurstellingen. De auto is niet snel genoeg en bovendien onbetrouwbaar. Frentzen kan zijn prestaties van het jaar ervoor niet evenaren. Zijn beste resultaat is een derde plaats in Brazilië en de Verenigde Staten. Uiteindelijk scoort de Duitser niet meer dan elf punten. Jordans tweede rijder Jarno Trulli kan de verwachtingen niet inlossen, deels door fouten van hemzelf maar vooral doordat het team in gebreke blijft. Met slechts zes punten is de Italiaan slechts figurant. Een zesde plaats in het constructeurskampioenschap betekent dat Jordan terug bij af is.

2001: Nauwelijks vooruitgang

Jordan rijdt dit seizoen rond met Japanse Honda-motoren. Honda levert ook motoren voor BAR, wat voor een strijd tussen deze twee zorgt. Veel goeds valt er niet mee te beleven. Trulli is dan wel snel in oefensessies en rijdt zich vooraan in de kwalificaties maar veel punten kan het team niet sprokkelen. Als Frentzen op het eind van de tunnel in Monaco crasht is hij buiten strijd en neemt testrijder Ricardo Zonta zijn plaatsje in. Veel veranderd daar niet aan. Frentzen keert trug, maar wordt in juli ontslagen door Eddie Jordanm wegens ‘een meningsverschil’. Jean Alesi neemt zijn plaats in en Frentzen trekt naar Prost. Het team behaalt punten en wordt in het WK voor constructeurs. Voor volgend seizoen liggen de rijders al snel vast: Fisichella werd al over halfweg beslist en de Japanner Takuma Sato werd voorgesteld als 2e rijder voor de GP van Japan, de laatste van het seizoen. Jim Vale, de teammanager, houdt het na tien jaar dienst bij het Ierse team voor bekeken. Vale keert terug naar zijn geboorteland Australie en zal er genieten van zijn vrije tijd.

2002-2005: Financiële problemen betekenen het einde voor Jordan

Het seizoen 2002 word reeds goed onthaald bij Jordan op de persconferentie, men kan zich een nieuwe hoofdsponsor voor 2002 bekendmaken, Deutshe Post zal met DHL de nieuwe hoofdsponsor zijn van het Jordan team. Voor het Formule 1 team zelf loopt niet alles naar wens in 2002, men krijgt met geldproblemen af te rekenen. Eddie Jordan moet verschillende mensen op straat zetten en heeft hier veel spijt van. De eerste races van het team zijn zeer kostelijk geweest, nieuwkomer Takuma Sato rijd meerdere malen een Jordan chassis naar het hiernamaals door fouten die hij kon vermijden. Men kan in de eerste races van het seizoen geen enkel punt halen. Na het ontslag van bepaalde mensen in het team begint alles vlotter te lopen. In de laatste race in Suzuka haalt Sato voor het Jordan team 2 punten binnen en is hiermee de held van Japan. Deutshe Post kondigt ook aan dat zij op het einde van het seizoen zullen stoppen met sponsoring en hierdoor verliezen er nogmaals 50 mensen hun job bij het team voor 2003.

In 2003 verloor Jordan Vodafone als mogelijke sponsor aan Ferrari. Het mislopen van de deal en de bijbehorende rechtzaak kosten het team weer veel geld. 2004 werd het laatste seizoen met Eddie Jordan als teambaas. Nadat hij geen uitweg meer zag, besloot hij het team te verkopen aan de Midland Groep van Alex Shnaider. In 2005 blijft de Jordan naam behouden waarna het team wordt omgedoopt in Midland F1 Racing

2006: Het korte leven van Midland F1

Het Midland F1 project was maar een kort leven gegund. Het team presteerde redelijk goed maar Alex Shnaider wilde het team al weer van de hand doen.  Tegen het einde van 2006 raakte bekend dat de Nederlandse constructeur Spyker het team zou overkopen.

2007: Het korte leven van Spyker F1

Dat Spyker een Nederlandse autobouwer is, bleef niet onopgemerkt in de Formule 1. De nieuwe eigenaren veranderden de livery van het team in knal oranje.  In augustus was het sprookje voor de Nederlanders al weer voorbij en het team werd overgekocht door  Vijay Mallya.

2008: The Force is strong with this one

Mallya, een excentrieke en steenrijke Indiër wilde met z’n Formule 1 team meteen promotie maken voor zijn thuisland. De naam werd veranderd in Force India en naast Adrian Sutil werd Giancarlo Fisichella aangesteld als piloot. Goede prestaties bleven echter uit voor het team in 2008.

2009-2010: gestage vooruitgang

In 2009 ging Force India in zee met Mclaren-Mercedes. Naast de Mercedes krachbron kon het team ook beschikken over de technische know-how van Mclaren. Toch was dat niet meteen merkbaar in de resultaten. Het hoogtepunt was Giancarlo Fisichella die de pole veroverde in Spa. In de race moest de Italiaan enkel Kimi Raikonnen laten voorgaan. Daarna vertrok hij naar Ferrari en moest Vitantonio Liuzzi zijn plaats innemen.

2010 was beste seizoen ooit voor Force India. Door het nieuwe puntensysteem (de eerste 10 kregen vanaf dan punten) pakte het Indische team regelmatig punten en kon het zo de zevende plaats bij de constructeurs in de wacht slepen

2011: Geen nieuwe stap vooruit

Ondanks twee snelle en consistente piloten slaage Force India er niet in om een stap voorwaarts te zetten. Force India behaalde in 2011 drie keer een zesde plaats. De reeds ervaren Adrian Sutil en rookie Paul Di Resta, die bij in zijn debuutjaar in de koninginneklasse van de autosport een goede indruk achterliet, behaalden in het klassement respectievelijk de negende en dertiende plaats. Force India behaalde bij de constructeurs de zesde positie.

2012: Hulkenberg leek even op weg naar overwinning

Force India was nog altijd geen topper. Het team slaagde er meestal wel in om punten te pakken, maar naast de grote prijs van Brazilië, waar Hulkenberg even op weg leek naar een zege, reden ze zich bijna nergens in beeld.

Toch moet gezegd worden dat regelmatigheid Paul di Resta en Nico Hulkenberg relatief bovenaan de tabellen hield. Ze behaalden bij meer gp’s punten dan Sauber, die voor hen eindigden, maar grotere uitschieters had. Langs de andere kant was Williams dat jaar beter, maar finishten die slechts zelden. Slechts één keer leidde het falen van de wagen tot een opgave. Force India eindigde als zevende bij de constructeurs.

2013: Een seizoen zonder veel glans

Het werd een anoniem seizoen voor Force India. Adrian Sutil toonde zich tijdens de eerste race door een tijd lang aan de leiding te rijden, maar verder dan dat kwam het tijdens de rest van het seizoen niet meer. Het beste resultaat van het seizoen kwam van Paul Di Resta met zijn vierde plaats in Bahrein.

2014: gevestigde waarde in de middenmoot

Force India haalde voor 2014 Nico Hulkenberg terug en kon ook Sergio Perez strikken. Met de nieuwe Mercedes-krachtbron kon het Indische team zeker niet klagen en had het een voorsprong op de teams die het met een andere motor moesten doen. Er was slechts één uitschieter in het seizoen, een podiumplaats voor Serio Perez in Bahrein, de tweede ooit voor Force India. Voor de rest reed het team een goed seizoen waarin het zelden buiten de punten viel. Op regelmaat reed het team zich naar de zesde plaats in het constructeurskampioenschap.

2015: Beste resultaat sinds 2008

Force India leek de start van het seizoen te missen door een late introductie van de nieuwe wagen. Hülkenberg en Pérez ondervonden geen problemen en het team werd vijfde in het kampioenschap, wat van hen het beste team maakt onder de ‘kleinere’ teams. Het is hun beste resultaat sinds 2008. De goede resultaten van Force India kwamen er nadat er midden in het seizoen een ‘B-spec’ kwam op de bolides. Sindsdien kon Force India de snelheid aan van Ferrari en Williams. Sergio Pérez reed enigszins onverwacht naar het podium in Rusland.

2016/ Rustige standvastigheid

Force India heeft al enkele jaren de faam haar geld efficiënt te besteden. Met relatief weinig middelen weten de Indiërs steeds een competitieve wagen aan de start te brengen. Dat gebeurde ook in 2016, toen Sergio Perez en Nico Hülkenberg een constant seizoen reden. Voor het derde jaar op rij dreef een Mercedes-motor de wagen aan en dat legde het team geen windeieren. Force India eindigde met Sergio Perez twee maal op het podium (Monaco en Europa) en sloot het seizoen af op een mooie vierde plaats in het constructeursklassement. Daarmee hield het Williams en McLaren, toch teams met een veel hoger budget, af.

2017: Incidenten tussen beide rijders

Met Estéban Ocon kwam er een veelbelovende jonge rijder Force India versterken, een team dat met de magere middelen steeds erg goede resultaten kan boeken. Dit seizoen kwamen ze opzetten met een opvallend roze wagen, maar snel was de bolide zeker. Beste vrienden leken Pérez en Ocon niet te zijn. Enkele incidenten maakten dat doorheen het jaar duidelijk. In België reden ze elkaar, hoewel licht, aan. Vooral de GP van Spanje werd een succes voor Force India, met een vierde en vijfde plaats.

2018: Strijd om te overleven

Terwijl Perez en Ocon een hevige strijd uitvechten met contact onder andere in België, moest het team opnieuw beginnen in het klassement na financiële onzekerheden en een nieuwe eigenaar. Het team verloor dan ook 59 zuurverdiende punten, maar Racing Point Force India wist zich wel te herstellen naar een zevende plaats in het kampioenschap. Het nieuwe team wordt geleid door papa Stroll, waardoor we volgend jaar zijn zoon Lance Stroll het team zien vervoegen.

2019: Gevolgen financiële problemen ook dit jaar voelbaar

De financiële kater van 2018 had ook z’n tol in het seizoen 2019. Het herstel van het nieuwe team verliep langzaam. Toch waren er enkele mooie prestaties van de erg betrouwbare Sergio Pérez, die 52 van de 73 punten scoorde voor het team. Lance Stroll had vooral moeite met de kwalificaties, wat een grote invloed had op zijn races.

2020: 'Roze Mercedes': Beter goed gestolen dan slecht bedacht

Hoewel Racing Point om diverse redenen een turbulent jaar beleeft begint het team onder leiding van Lawrence Stroll onder stoom te komen. De poleposition in Turkije en de podiumplaats in Monza van zoonlief Lance en de overwinning van Sergio Perez in de GP van Sakhir zijn daar het bewijs van. Tijdens wintertest in Barcelona kon niemand naast het feit kijken dat de RP20 nogal veel gelijkenissen vertoonde met de Mercedes W10 van 2019. Op zich is dat niet zo erg maar toen de bolide ook nog eens snel bleek te zijn gingen er bij verschillende teams een belletje af. Het was concurrent Renault die een klacht indiende en ook gelijk kreeg, het resultaat was een boete van 400 000 euro en een straf van vijftien WK-punten. Die kostte het team uiteindelijk de derde plaats in de eindstand van het kampioenschap. 

2021: Onzichtbare progressie

Lawrence Stroll bracht met Aston Martin een naam die klinkt als een klok terug naar de Formule 1 en met de komst van viervoudig wereldkampioen Sebastian Vettel laat hij zien dat het menens is met zijn project. Sportief zijn de resultaten niet om over naar huis te schrijven maar achter de schermen is er wel degelijk progressie geboekt. Er werden honderden nieuwe personeelsleden aangetrokken, waarbij een grote naam als Dan Follows werd weggeplukt bij Red Bull als Chef Aerodynamica en oud-McLaren teambaas Martin Whitmarsh. Ook de bouw van een nieuwe fabriek met een eigen windtunnel in Silverstone is ondertussen een feit.

Het vijfjarenplan van Lawrence Stroll loopt dus zoals verhoopt. Een punt van twijfel is dat Sebastian Vettel het maar moeilijk heeft om zijn oude zelf terug te vinden.