Opinie : Champcar, een andere visie op racen

Veel is al verteld en geschreven over de verschillen tussen de Champcar en Formule 1. Aanhangers van beide kampen posten geregeld lange threads op internetfora waarbij de lof van beiden wordt gezongen. Voor de allereerste keer in België kon men beide reeksen van dichtbij met elkaar confronteren. Want de Champcars waren dit weekend in Zolder en heel binnenkort is de F1 ook weer in het land. De technische beschouwingen grotendeels buiten beschouwing gelaten vielen vooral "de kleine dingen" op. John Travolta verwoordt het zo mooi in de filmklassieker "Pulp Fiction", je dient het alleen andersom op te vatten hier… "Funny thing about Europe… it’s the little differences, man"

Kleine dingen, zoals de alomtegenwoordige geur van methanol. De brandstof bij keuze van de Amerikaanse topseries.. De vluchtige, bijna zoetige geur, geeft een ander parfum aan het racegebeuren. Ook het geluidsniveau van de Champcars ligt een beetje lager dan de doorsnee F1 decibel-muur. Net genoeg om de wagens spectaculair te maken, en toch goed genoeg om nadat het peloton gepasseerd is, nog iets tegen je buur te kunnen zeggen.

Stel je even volgend gesprekje voor. "Luister Bernie.. we gaan dus alle teams in een grote tent zetten, allemaal samen … en dan mag het publiek daar rondlopen. Dan kunnen ze de rijders zien en spreken met piloten en teamleden. Voor een kleine 20 euro extra. Is dat OK Bernie? … Bernie? "
U snapt het al. Waarschijnlijk hadden ze de F1-tycoon allang afgevoerd met een hartstilstand.

Dat is HET grote verschil met de F1. De openheid. De Amerikanen werkten op de tegelvloer van de paddock, onder een grote tent, met looplampen. En dan bedoelen we echt werken. Het is eeuwen geleden dat ik in de F1 nog eens een mecano zag met een steeksleutel in zijn handen en olie aan de vingers. In de tenten lijkt de vloer eerder op die van de garage van Dimitri De Tremmerie dan op de spic-en-span ziekenhuisvloeren die in de F1 boxes te vinden zijn. Engelse sleutels op de tafels. Remschijven in het originele karton vanuit de winkel liggen op de grond. Tussen de busjes WD40 en smeerolie vijst een mechanieker een koppeling met 5 platen in elkaar terwijl een andere met echte dopsleutels aan de slag gaat aan de imposante Ford turbomotor. Jimmy Vasser loopt even langs je heen en je draait je om en je loopt bijna Doornbos van zijn sokken. Teamleden eten samen. Junqueira grapt met Heylen. Rahal hangt rond met zijn vriendinnetje. Een sfeer die nog wegheeft van de echte racerij in de oude dagen hangt rond het hele gebeuren. Wie ooit de F1 en zijn segregatie van fans en VIP’s heeft meegemaakt zal het zeker opmerken : de Champcar sfeer is onwaarschijnlijk.

De Amerikanen, die mij altijd een beetje een wereldvreemd volkje leken, vinden alles best. Geen opgefokt gedoe zoals de F1, geen belangen van megaconcerns, geen geheime strategieën, geen controversen. De hele sfeer is zeer relaxed. De wil van "race control" is wet. Geen beroep mogelijk, Dan Clarke kan ervan getuigen. De safety people lijken allemaal wat laks maar eens ze in actie schieten hanteren ze methodes die even snel als simpel zijn. Gestrande wagens worden terug de baan opgeduwd, de brokstukken worden vastgemaakt en meegestuurd. De jeeps van de takeldienst werken snel en efficiënt, via de kortste weg, ook al is dit tegen de rijrichting.

Dat de show door Europeanen in elkaar geknutseld werd was soms even duidelijk maar het is de intentie die telt. En het hele gebeuren er rond was zeer leuk, hoewel wat vreemd voor ons Europeanen. De zegening van de piste door de pastoor van Zolder, de voorstelling van de rijders op de grid, één per één. Daarna de "driver parade" à la F1, op een vrachtwagen. Het Amerikaanse volkslied en het Belgische volkslied, live gezongen. En vlak voor de start kwamen de vliegtuigen overgevlogen met rookpluim. Geen jets, zoals in de States, maar goed… Kyoto zal er ons misschien dankbaarder voor zijn. Spotters van de tea