AlphaTauri-rijder Daniel Ricciardo blikte net als veel andere rijders terug op het voorbije jaar. Voor Ricciardo was het een erg vreemd jaar waarin er op enkele maanden tijd erg veel gebeurd is.

De afgelopen zes maanden waren voor Ricciardo als een dolle rit in een rollercoaster. Na een teleurstellend seizoen 2022, waarin hij zijn McLaren zitje na onderling overleg verloor, werd Ricciardo opgevist door Red Bull als derde rijder. Nadat Nyck De Vries de deur werd gewezen na ondermaatse prestaties bij Alpha Tauri maakte Ricciardo na zes maanden aan de zijlijn te hebben gestaan zijn comeback dit seizoen. 

De goedlachse Australiër werd door velen weer omarmd toen hij na de zomerstop tijdens de GP van Hongarije zijn comeback maakte dit seizoen. Deze comeback was echter van korte duur, op het circuit van Zandvoort brak Ricciardo zijn hand waardoor hij vijf races opnieuw aan de kant stond. 

Terugkijkend op zijn veelbewogen jaar zegt Ricciardo dat zijn afwezigheid op de grid tijdens de eerste helft van het F1-seizoen een verfrissende ervaring bleek te zijn, die zijn passie en drive voor het racen weer aanwakkerde.

“Het voelt alsof ik een tweede kans heb gekregen”, aldus Ricciardo. “Ik ga hier al mijn energie in steken, ik wil later niet terugkijken en denken dat ik meer had kunnen doen, dat gevoel wil ik niet hebben.”

“Deze kans gaf me een nieuw perspectief, het is best gek wat zes maanden kunnen doen met een mens.”

Het gebrek aan succes bij McLaren liet wel sporen na bij Ricciardo, zo had het een negatieve invloed op zijn zelfvertrouwen. Ricciardo had vooral moeite om zich aan te passen aan de wagen en hij presteerde ook ondermaats ten opzichte van zijn teamgenoot. Dit zorgde dan weer voor toenemende druk en kritiek wat hard is om mee om te gaan.

“Als je wint, dan loopt alles op rolletjes. Win je niet, dan raak je erdoor gefrustreerd. Dan krijgt je zelfvertrouwen op competitief vlak een deuk, je stelt jezelf ook meer vragen. Ik voelde zelfs de liefde voor de sport afnemen maar hoe ik me nu voel, ik heb weer honger!”

Geschreven door Vincent Bogaerts