Max en de Gorilla

Wat is de minst benijdenswaardige baan ter wereld ? Waartoe moeten sommige dompelaars zich verlagen om ’s avonds na gedane arbeid hun hologige en in lompen gehulde vrouw en kinderen een homp oud brood te kunnen voorzetten ? Het zijn sombere overpeinzingen, maar ze willen wel’s helpen op momenten dat men, overmand door zwaarmoedigheid en te veel Westmalle Tripel, de relativiteit der dingen niet meer ziet en niet met de lichtheid van Freya Van den Boscche door het leven stapt. Er komen natuurlijk verschillende beroepscategorieën in aanmerking om in de klasse van de verworpenen der aarde ingedeeld te worden. Journalisten in de eerste plaats, maar ook handelaars in wijwatervaatjes in Teheran en centrale verdedigers van La Louvière. Maar sinds vorige week weet ik met absolute zekerheid wie het allerkortste strootje heeft getrokken : de raadgevers van onze kroonprins. Als er iemand ons mededogen verdient, zijn zij het wel. Met enig inlevingsvermogen kan u zich ongetwijfeld voorstellen voor welke onmogelijke opgave zij staan : een min of meer presentabele koning maken van een man van middelbare leeftijd die, als we de kranten mogen geloven – en waarom zouden we dat niet doen – de geestelijke vermogens heeft van een demente amoebe, de soepelheid van lijf en geest van een zwaar geconstipeerde wandelende tak, het rock ’n roll-gehalte van zijn tante Fabiola en het langetermijngeheugen van de gemiddelde goudvis (3 seconden, zeggen de wetenschappers). Kortom, een figuur die ons nijver en vriendelijk volkje te schande maakt zodra hij een voet buiten de landsgrenzen zet. U moet zich even de gemoedsgesteldheid inbeelden van het nieuwste lid van de kroonprinselijke entourage dat op zijn eerste werkdag met kwieke pas het paleis betreedt, voorgesteld wordt aan de prins en geconfronteerd wordt met de onmetelijke leegte die zich achter diens blik uitstrekt. Op dàt ogenblik voelt dat lid de grond onder zijn voeten wegzakken en vervloekt het de dag waarop het de raad van zijn wijze vader om een eerbare stiel te leren in de wind heeft geslagen.

Een goede tweede op het lijstje van absoluut te mijden beroepen is het voorzitterschap van de Internationale Automobielbond. Toegegeven, zo’n man geniet enig aanzien, maar dat kan onmogelijk opwegen tegen de kwellingen die aan deze functie verbonden zijn. Wat de voorzitter ook zegt, doet of beslist, het is per definitie verkeerd. Nog voor hij zijn mond heeft opengetrokken om ‘A’ te zeggen is de helft van de mensheid al aan het krijsen dat het ‘B’ moet zijn en als hij zich uit puur lijfsbehoud ijlings bedenkt en dan toch maar ‘B’ zegt, gaat er een ijselijk getier op van andere helft die vindt dat het ‘A’ had moeten zijn, of ‘C’, ‘D’ of ‘E’. Laten we dus onze medelevende blik even richten op Max Mosley die zijn droeve lot al vijftien jaar met waardigheid draagt. Het begon al niet al te voorspoedig van bij zijn geboorte. Je zal maar ontspruiten aan een Brits aristocratisch koppel dat met verve en enthousiasme de British Union of Fascists leidt en dat in 1936 in Berlijn in de echt verbonden is bij Joseph Goebbels thuis in de salon, onder de goedkeurende blikken van twee intieme vrienden : de gastheer zelf en ene A. Hitler. De kleine Max had in 1940 amper het levenslicht aanschouwd of pa en ma werden vanwege hun politieke sympathieën voor drie jaar veilig opgeborgen in de gevangenis. Maar toch leek het aanvankelijk nog goed af te lopen met de jonge Max : universitaire diploma’s in natuurkunde en rechten, gecombineerd met een bescheiden racecarrière met als hoogtepunt formule 2 in het team van Frank Williams. En dan, In 1969, een initiatief waarvoor hij nog altijd de waardering van elke rechtgeaarde formule 1-liefhebber verdient : de oprichting van March, samen met Alan Rees, Graham Coaker en Robin Herd. Het jaar daarop al won Jackie Stewart al de Grote Prijs van Spanje met een March 701 die Ken Tyrrell bij March had gekocht. Maar het is toch het fabrieksteam dat ons hartje sneller doet slaan, ondanks de bescheiden resultaten.

Wie wordt niet duizelig, overmand door emoties bij de aanblik van de rode March 711 met de gigantische ovale voorvleugel met daarop in koeien van letters ‘STP’ waarmee Ronnie Peterson vice-wereldkampioen werd ? Wie voelt geen kamerbrede grijns over zijn tronie trekken bij de herinnering aan de wijze waarop de Gorilla Van Monza de formule 1-geschiedenis binnendenderde aan het stuur van een March 751? U bent te jong ? Even niet goed opgelet tijdens de geschiedenisles? De herinneringen aan 1975 vervaagd in alcoholische nevelen ? Ik zal u even helpen. De Gorilla Van Monza heette in het dagelijkse leven Vittorio Brambilla, naderde in 1975 al met rasse schreden de veertig en had zich het jaar voordien met centen van Beta Utensili ingekocht in het March-fabrieksteam. Vittorio zag eruit als een kruising van Al Bundy met Tony Soprano. Maar dan met meer haar, vandaar allicht zijn bijnaam. Naar verluidt zetten kleine kinderen het spontaan op een huiveringwekkend krijsen zodra ze op straat Vittorio’s pad kruisten. En zijn rijstijl was navenant. Snel bij momenten, maar – hoe zal ik het voorzichtig zeggen – een ietsepietsie roekeloos. Op alle formule 1-circuits op deze aardbol had hij een spoor van vermorzelde versnellingsbakken, tot gruis gemalen motoren en versplinterde voor-, achter- en zijvleugels achtergelaten. Maar op 17 augustus 1975 had Vittorio zijn afspraak met de geschiedenis. Op de Oesterreichring die door de gietende regen herschapen was in een watersportbaan reed hij aan de leiding op het moment dat de wedstrijdleiding vond dat ze het lot genoeg getart had en besloot de race voortijdig te beëindigen. Toen Vittorio de geblokte vlag voor zijn verbaasde ogen gezwaaid zag worden en besefte dat hij de winnaar was van de Grote Prijs van Oostenrijk, werd hij zo uitzinnig van vreugde dat hij beide vuisten in de hoogte stak zonder zich nog te bekreunen om de koers die zijn March aan het varen was. Die boorde zich prompt in de dichtstbijzijnde vangrail. Maar dat kon Vittorio’s pret niet drukken. Het was zijn moment en dat liet hij zich niet ontnemen. Met de neus van zijn March op halfzeven voleindigde hij, de hele tijd woeste vreugdegebaren makend, de vreemdste ereronde die het verbijsterde Oostenrijkse publiek ooit gezien had.

Zonder Max geen March en geen historische zege voor Vittorio Brambilla op de Oesterreichring. Om maar te zeggen dat zelfs een voorzitter van de FIA zijn verdiensten heeft gehad voordat de dwalingen zijns weegs hem brachten waar hij nu zit. En bovendien, zo heb ik vorige week vastgesteld, is er zelfs als voorzitter nog hoop voor Max. Twee weken geleden mocht ik op deze bladzijde pleiten voor de afschaffing van de 48 miljoen dollar entreegeld voor nieuwe teams, kwestie van het entertainmentgehalte van onze geliefde sport wat te verhogen. En zie, welk perscommuniqué mochten wij vorige week van de FIA ontvangen ? Plotsklaps hoeft die 48 miljoen niet meer en van de weeromstuit schreven liefst 22 team zich in voor het WK 2008. Voorlopig mogen er daar maar 12 van meedoen, maar dat praten we Max nog wel uit het hoofd. Hij heeft nu in elk geval getoond dat hij bereid is om te luisteren naar de stem van de rede en dat is op zijn minst bemoedigend.

En u weet nu hoe ver de invloed van deze onvolprezen website wel reikt.

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.
Wat is de minst benijdenswaardige baan ter wereld ? Waartoe moeten sommige dompelaars zich verlagen om ’s avonds na gedane arbeid hun hologige en in lompen gehulde vrouw en kinderen een homp oud brood te kunnen voorzetten ?
a:0:{}
Het zijn sombere overpeinzingen, maar ze willen wel’s helpen op momenten dat men, overmand door zwaarmoedigheid en te veel Westmalle Tripel, de relativiteit der dingen niet meer ziet en niet met de lichtheid van Freya Van den Boscche door het leven stapt. Er komen natuurlijk verschillende beroepscategorieën in aanmerking om in de klasse van de verworpenen der aarde ingedeeld te worden. Journalisten in de eerste plaats, maar ook handelaars in wijwatervaatjes in Teheran en centrale verdedigers van La Louvière. Maar sinds vorige week weet ik met absolute zekerheid wie het allerkortste strootje heeft getrokken : de raadgevers van onze kroonprins. Als er iemand ons mededogen verdient, zijn zij het wel. Met enig inlevingsvermogen kan u zich ongetwijfeld voorstellen voor welke onmogelijke opgave zij staan : een min of meer presentabele koning maken van een man van middelbare leeftijd die, als we de kranten mogen geloven – en waarom zouden we dat niet doen – de geestelijke vermogens heeft van een demente amoebe, de soepelheid van lijf en geest van een zwaar geconstipeerde wandelende tak, het rock ’n roll-gehalte van zijn tante Fabiola en het langetermijngeheugen van de gemiddelde goudvis (3 seconden, zeggen de wetenschappers). Kortom, een figuur die ons nijver en vriendelijk volkje te schande maakt zodra hij een voet buiten de landsgrenzen zet. U moet zich even de gemoedsgesteldheid inbeelden van het nieuwste lid van de kroonprinselijke entourage dat op zijn eerste werkdag met kwieke pas het paleis betreedt, voorgesteld wordt aan de prins en geconfronteerd wordt met de onmetelijke leegte die zich achter diens blik uitstrekt. Op dàt ogenblik voelt dat lid de grond onder zijn voeten wegzakken en vervloekt het de dag waarop het de raad van zijn wijze vader om een eerbare stiel te leren in de wind heeft geslagen.

Een goede tweede op het lijstje van absoluut te mijden beroepen is het voorzitterschap van de Internationale Automobielbond. Toegegeven, zo’n man geniet enig aanzien, maar dat kan onmogelijk opwegen tegen de kwellingen die aan deze functie verbonden zijn. Wat de voorzitter ook zegt, doet of beslist, het is per definitie verkeerd. Nog voor hij zijn mond heeft opengetrokken om ‘A’ te zeggen is de helft van de mensheid al aan het krijsen dat het ‘B’ moet zijn en als hij zich uit puur lijfsbehoud ijlings bedenkt en dan toch maar ‘B’ zegt, gaat er een ijselijk getier op van andere helft die vindt dat het ‘A’ had moeten zijn, of ‘C’, ‘D’ of ‘E’. Laten we dus onze medelevende blik even richten op Max Mosley die zijn droeve lot al vijftien jaar met waardigheid draagt. Het begon al niet al te voorspoedig van bij zijn geboorte. Je zal maar ontspruiten aan een Brits aristocratisch koppel dat met verve en enthousiasme de British Union of Fascists leidt en dat in 1936 in Berlijn in de echt verbonden is bij Joseph Goebbels thuis in de salon, onder de goedkeurende blikken van twee intieme vrienden : de gastheer zelf en ene A. Hitler. De kleine Max had in 1940 amper het levenslicht aanschouwd of pa en ma werden vanwege hun politieke sympathieën voor drie jaar veilig opgeborgen in de gevangenis. Maar toch leek het aanvankelijk nog goed af te lopen met de jonge Max : universitaire diploma’s in natuurkunde en rechten, gecombineerd met een bescheiden racecarrière met als hoogtepunt formule 2 in het team van Frank Williams. En dan, In 1969, een initiatief waarvoor hij nog altijd de waardering van elke rechtgeaarde formule 1-liefhebber verdient : de oprichting van March, samen met Alan Rees, Graham Coaker en Robin Herd. Het jaar daarop al won Jackie Stewart al de Grote Prijs van Spanje met een March 701 die Ken Tyrrell bij March had gekocht. Maar het is toch het fabrieksteam dat ons hartje sneller doet slaan, ondanks de bescheiden resultaten.

Wie wordt niet duizelig, overmand door emoties bij de aanblik van de rode March 711 met de gigantische ovale voorvleugel met daarop in koeien van letters ‘STP’ waarmee Ronnie Peterson vice-wereldkampioen werd ? Wie voelt geen kamerbrede grijns over zijn tronie trekken bij de herinnering aan de wijze waarop de Gorilla Van Monza de formule 1-geschiedenis binnendenderde aan het stuur van een March 751? U bent te jong ? Even niet goed opgelet tijdens de geschiedenisles? De herinneringen aan 1975 vervaagd in alcoholische nevelen ? Ik zal u even helpen. De Gorilla Van Monza heette in het dagelijkse leven Vittorio Brambilla, naderde in 1975 al met rasse schreden de veertig en had zich het jaar voordien met centen van Beta Utensili ingekocht in het March-fabrieksteam. Vittorio zag eruit als een kruising van Al Bundy met Tony Soprano. Maar dan met meer haar, vandaar allicht zijn bijnaam. Naar verluidt zetten kleine kinderen het spontaan op een huiveringwekkend krijsen zodra ze op straat Vittorio’s pad kruisten. En zijn rijstijl was navenant. Snel bij momenten, maar – hoe zal ik het voorzichtig zeggen – een ietsepietsie roekeloos. Op alle formule 1-circuits op deze aardbol had hij een spoor van vermorzelde versnellingsbakken, tot gruis gemalen motoren en versplinterde voor-, achter- en zijvleugels achtergelaten. Maar op 17 augustus 1975 had Vittorio zijn afspraak met de geschiedenis. Op de Oesterreichring die door de gietende regen herschapen was in een watersportbaan reed hij aan de leiding op het moment dat de wedstrijdleiding vond dat ze het lot genoeg getart had en besloot de race voortijdig te beëindigen. Toen Vittorio de geblokte vlag voor zijn verbaasde ogen gezwaaid zag worden en besefte dat hij de winnaar was van de Grote Prijs van Oostenrijk, werd hij zo uitzinnig van vreugde dat hij beide vuisten in de hoogte stak zonder zich nog te bekreunen om de koers die zijn March aan het varen was. Die boorde zich prompt in de dichtstbijzijnde vangrail. Maar dat kon Vittorio’s pret niet drukken. Het was zijn moment en dat liet hij zich niet ontnemen. Met de neus van zijn March op halfzeven voleindigde hij, de hele tijd woeste vreugdegebaren makend, de vreemdste ereronde die het verbijsterde Oostenrijkse publiek ooit gezien had.

Zonder Max geen March en geen historische zege voor Vittorio Brambilla op de Oesterreichring. Om maar te zeggen dat zelfs een voorzitter van de FIA zijn verdiensten heeft gehad voordat de dwalingen zijns weegs hem brachten waar hij nu zit. En bovendien, zo heb ik vorige week vastgesteld, is er zelfs als voorzitter nog hoop voor Max. Twee weken geleden mocht ik op deze bladzijde pleiten voor de afschaffing van de 48 miljoen dollar entreegeld voor nieuwe teams, kwestie van het entertainmentgehalte van onze geliefde sport wat te verhogen. En zie, welk perscommuniqué mochten wij vorige week van de FIA ontvangen ? Plotsklaps hoeft die 48 miljoen niet meer en van de weeromstuit schreven liefst 22 team zich in voor het WK 2008. Voorlopig mogen er daar maar 12 van meedoen, maar dat praten we Max nog wel uit het hoofd. Hij heeft nu in elk geval getoond dat hij bereid is om te luisteren naar de stem van de rede en dat is op zijn minst bemoedigend.

En u weet nu hoe ver de invloed van deze onvolprezen website wel reikt.

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.

Facebook
Twitter
WhatsApp
Email
Print