Pleidooi Voor Prutsers

Men doet er goed aan met een argwanend oog te kijken naar lieden die zich wat al te nadrukkelijk verlustigen in de nakende intrede van de lente. Ik wil hier graag een uitzondering maken voor Jan De Wilde, Jan heeft de wereld al zoveel moois geschonken dat ik zijn iets te uitbundige ode aan dit overroepen seizoen graag door de vingers zie. Maar voor het overige heb ik weinig op met de romantische zielen die spontaan aan het zwijmelen gaan bij de gedachte aan de op springen staande botten aan de bomen, de zoete geuren van het ontluikende groen en opwaaiende lentejurkjes. Al kan ik voor dat laatste nog enig begrip opbrengen.

Neen, de lente heeft ook haar donkere kanten. Eén voorbeeld moge volstaan. Haalt u zich even de heer Frank Deboosere voor de geest op het moment dat hij de eerste echte lentedag van het jaar mag aankondigen. Huiver bij de gedachte aan de eczeemverwekkende joligheid waarmee hij de paradijselijke dag beschrijft die ons wacht, ween bij het aanschouwen van zijn allervetste knipoog bij het afscheid en gooi uw pantoffel, pijp of verzamelde werken van Proust naar het scherm wanneer hij het verfoeilijkste woord uit onze zo vaak geschoffeerde taal in de mond neemt en, ten prooi aan een kortstondig, maar daarom niet minder gênant orgasme, ‘terrasjesweer’ kraait. Een weldenkend mens moet sterk zijn om na een dergelijk schouwspel niet tot half november zo diep mogelijk onder de wol te kruipen. Maar ondanks de verlokkingen van al het interessants wat zich onder wol kan afspelen, zou die mens toch heel wat leuks moeten missen. En dus, omdat ik bij nader inzien toch wel een hevig voorstander van opwaaiende lentejurkjes ben, omdat Frank Deboosere tenslotte niet élke dag op tv komt en omdat ik de start van een nieuw, boeiend en vooral hilarisch tijdperk in de formule 1 niet aan mijn neus wil zien voorbijgaan, heb ik besloten deze lente manhaftig het hoofd te bieden. De start van het eerste seizoen van dat tijdperk is alvast voorspoedig geweest en leidt bovendien tot twee vaststellingen die even onwrikbaar zijn als het zelfvertrouwen van de premier onzer geliefde natie. De eerste houdt verband met de afloop van dit prille kampioenschap.

Ik wil uw plezier niet vergallen en als u nog niet wil weten wie wereldkampioen wordt, moet u nu even de ogen sluiten want ik zal zo dadelijk de uitslag van het wereldkampioenschap 2006 meedelen. Hier komt ie : 1. Kimi Raikkonen, 2. Fernando Alonso, 3. Michael Schumacher. De uitslag is definitief en er wordt niet over gecorrespondeerd. Ook niet met dhr. Z. Y. uit Sjanghai.

Zo, dat hebben we gehad en dus kunnen we ons nu concentreren op de tweede, veel belangrijker en verheugender vaststelling. Er zijn dit jaar 22 wagens ingeschreven voor het wereldkampioenschap ! Voor wie niet terugschrikt voor enige hogere wiskunde : dat zijn er twee meer dan vorig jaar, en het jaar daarvoor en nog ‘s twee jaar daarvoor. Voor u uit ergernis over de futiliteit van deze observatie uw pc door het raam keilt, wil ik even een beroep doen op uw historisch besef. Voor het eerst in jaren stijgt het aantal auto’s en wie de jaren zeventig, het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig bewust heeft meegemaakt, weet hoeveel onversneden lol en leedvermaak een groot deelnemersveld met zich brengt. Nergens is het spreekwoord ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd’ zozeer van toepassing als in onze geliefde sport. Vandaar dat een zelfs bescheiden stijging met 10 procent van het aantal auto’s mij tot diepgevoelde blijdschap stemt, zoete herinneringen naar boven brengt en mijn fantasie op hol doet slaan. En des te meer als dan nog blijkt dat het elfde team (dat door het leven gaat met de naam van een man die de wereld met verstomming heeft geslagen aan het stuur van zijn Zakspeed, Larousse en Footwork) het strijdperk oprijdt met een koppel vier jaar oude Arrows’. Als dit jonge, veelbelovende ondernemers als Jean-Pierre Van Rossem, Enzo Coloni, Arturo Merzario, Enzo Osella en Günther Schmidt niet op ideeën brengt, dan weet ik het ook niet meer. Neem nu Van Rossem, die moet toch nog ergens enkele bruikbare Onyxen hebben rondslingeren ? Waarop wacht hij om er een 2,4 liter achtcilinder in te pleuren, Bertrand Gachot en Stefan Johansson een vet contract (uit te betalen in zeer exotische aandelenpakketten) aan te bieden en Ron Dennis en Jean Todt de stuipen op het lijf te jagen ? Zulke manskerels hebben we nodig in de formule 1. Geen omhooggevallen boekhouders, gluiperige advocaten, vleesgeworden managementcursussen en briljante ingenieurs. Neen, garagisten, uit het niets opdoemende zelfverklaarde miljardairs en al dan niet bevlogen hobbyisten, die moeten we hebben. In grote aantallen ook, zodat we weer op vrijdagochtend prekwalificaties kunnen houden met Theodores, Lifes en Eurobruns die met een smeuïge knal in rook opgaan nog voor ze goed en wel de pitlane uit zijn gehobbeld en zodat er na de kwalificaties op zaterdagmiddag al 5 teams smadelijk naar huis kunnen worden gestuurd. Teams die halverwege het seizoen kopje onder gaan, teameigenaars zoals Andrea Sassetti van Andrea Moda die door enkele besnorde rijkswachters in Francorchamps uit de paddock worden geplukt en gevankelijk afgevoerd. Dàt zijn leuke dingen voor de mensen. Bewondering en ontzag voor Michaël Schumacher, Fernando Alonso, McLaren-Mercedes, Ross Brawn…, allemaal goed en wel, maar je wordt er soms zo moe van. Perfectie is mooi, maar in te grote dosissen gaat ze ook wel ’s vervelen. De grootheid van de goden valt pas echt op als je haar kan vergelijken met de nietigheid van de aardworm. Weg dus met het entreegeld van 48 miljoen dollar voor de nieuwe teams. Laat Huub Rothengatter zijn Osella, ja desnoods zelfs zijn Zakspeed voorrijden. Laat iemand Perry McCarthy vertellen dat alles vergeven en vergeten is en dat hij de banden van zijn Andrea Moda mag laten oppompen. Haal Bruno Giacomelli (of Jack O’Malley volgens James Hunt) uit het rusthuis en laat hem nog ’s proberen om zijn Life langer dan een ronde aan de praat te houden.

Super Aguri Suzuki heeft getoond hoe het moet, de handschoen is geworpen. Ik heb grote hoop dat velen haar zullen opnemen tot lering en vermaak van ’t algemeen. En ik zou niet graag voor niets Frank Deboosere getrotseerd hebben.
Ik dank u.

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.
Men doet er goed aan met een argwanend oog te kijken naar lieden die zich wat al te nadrukkelijk verlustigen in de nakende intrede van de lente. Ik wil hier graag een uitzondering maken voor Jan De Wilde, Jan heeft de wereld al zoveel moois geschonken dat ik zijn iets te uitbundige ode aan dit overroepen seizoen graag door de vingers zie. Maar voor het overige heb ik weinig op met de romantische zielen die spontaan aan het zwijmelen gaan bij de gedachte aan de op springen staande botten aan de bomen, de zoete geuren van het ontluikende groen en opwaaiende lentejurkjes. Al kan ik voor dat laatste nog enig begrip opbrengen.
a:0:{}
Neen, de lente heeft ook haar donkere kanten. Eén voorbeeld moge volstaan. Haalt u zich even de heer Frank Deboosere voor de geest op het moment dat hij de eerste echte lentedag van het jaar mag aankondigen. Huiver bij de gedachte aan de eczeemverwekkende joligheid waarmee hij de paradijselijke dag beschrijft die ons wacht, ween bij het aanschouwen van zijn allervetste knipoog bij het afscheid en gooi uw pantoffel, pijp of verzamelde werken van Proust naar het scherm wanneer hij het verfoeilijkste woord uit onze zo vaak geschoffeerde taal in de mond neemt en, ten prooi aan een kortstondig, maar daarom niet minder gênant orgasme, ‘terrasjesweer’ kraait. Een weldenkend mens moet sterk zijn om na een dergelijk schouwspel niet tot half november zo diep mogelijk onder de wol te kruipen. Maar ondanks de verlokkingen van al het interessants wat zich onder wol kan afspelen, zou die mens toch heel wat leuks moeten missen. En dus, omdat ik bij nader inzien toch wel een hevig voorstander van opwaaiende lentejurkjes ben, omdat Frank Deboosere tenslotte niet élke dag op tv komt en omdat ik de start van een nieuw, boeiend en vooral hilarisch tijdperk in de formule 1 niet aan mijn neus wil zien voorbijgaan, heb ik besloten deze lente manhaftig het hoofd te bieden. De start van het eerste seizoen van dat tijdperk is alvast voorspoedig geweest en leidt bovendien tot twee vaststellingen die even onwrikbaar zijn als het zelfvertrouwen van de premier onzer geliefde natie. De eerste houdt verband met de afloop van dit prille kampioenschap.

Ik wil uw plezier niet vergallen en als u nog niet wil weten wie wereldkampioen wordt, moet u nu even de ogen sluiten want ik zal zo dadelijk de uitslag van het wereldkampioenschap 2006 meedelen. Hier komt ie : 1. Kimi Raikkonen, 2. Fernando Alonso, 3. Michael Schumacher. De uitslag is definitief en er wordt niet over gecorrespondeerd. Ook niet met dhr. Z. Y. uit Sjanghai.

Zo, dat hebben we gehad en dus kunnen we ons nu concentreren op de tweede, veel belangrijker en verheugender vaststelling. Er zijn dit jaar 22 wagens ingeschreven voor het wereldkampioenschap ! Voor wie niet terugschrikt voor enige hogere wiskunde : dat zijn er twee meer dan vorig jaar, en het jaar daarvoor en nog ‘s twee jaar daarvoor. Voor u uit ergernis over de futiliteit van deze observatie uw pc door het raam keilt, wil ik even een beroep doen op uw historisch besef. Voor het eerst in jaren stijgt het aantal auto’s en wie de jaren zeventig, het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig bewust heeft meegemaakt, weet hoeveel onversneden lol en leedvermaak een groot deelnemersveld met zich brengt. Nergens is het spreekwoord ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd’ zozeer van toepassing als in onze geliefde sport. Vandaar dat een zelfs bescheiden stijging met 10 procent van het aantal auto’s mij tot diepgevoelde blijdschap stemt, zoete herinneringen naar boven brengt en mijn fantasie op hol doet slaan. En des te meer als dan nog blijkt dat het elfde team (dat door het leven gaat met de naam van een man die de wereld met verstomming heeft geslagen aan het stuur van zijn Zakspeed, Larousse en Footwork) het strijdperk oprijdt met een koppel vier jaar oude Arrows’. Als dit jonge, veelbelovende ondernemers als Jean-Pierre Van Rossem, Enzo Coloni, Arturo Merzario, Enzo Osella en Günther Schmidt niet op ideeën brengt, dan weet ik het ook niet meer. Neem nu Van Rossem, die moet toch nog ergens enkele bruikbare Onyxen hebben rondslingeren ? Waarop wacht hij om er een 2,4 liter achtcilinder in te pleuren, Bertrand Gachot en Stefan Johansson een vet contract (uit te betalen in zeer exotische aandelenpakketten) aan te bieden en Ron Dennis en Jean Todt de stuipen op het lijf te jagen ? Zulke manskerels hebben we nodig in de formule 1. Geen omhooggevallen boekhouders, gluiperige advocaten, vleesgeworden managementcursussen en briljante ingenieurs. Neen, garagisten, uit het niets opdoemende zelfverklaarde miljardairs en al dan niet bevlogen hobbyisten, die moeten we hebben. In grote aantallen ook, zodat we weer op vrijdagochtend prekwalificaties kunnen houden met Theodores, Lifes en Eurobruns die met een smeuïge knal in rook opgaan nog voor ze goed en wel de pitlane uit zijn gehobbeld en zodat er na de kwalificaties op zaterdagmiddag al 5 teams smadelijk naar huis kunnen worden gestuurd. Teams die halverwege het seizoen kopje onder gaan, teameigenaars zoals Andrea Sassetti van Andrea Moda die door enkele besnorde rijkswachters in Francorchamps uit de paddock worden geplukt en gevankelijk afgevoerd. Dàt zijn leuke dingen voor de mensen. Bewondering en ontzag voor Michaël Schumacher, Fernando Alonso, McLaren-Mercedes, Ross Brawn…, allemaal goed en wel, maar je wordt er soms zo moe van. Perfectie is mooi, maar in te grote dosissen gaat ze ook wel ’s vervelen. De grootheid van de goden valt pas echt op als je haar kan vergelijken met de nietigheid van de aardworm. Weg dus met het entreegeld van 48 miljoen dollar voor de nieuwe teams. Laat Huub Rothengatter zijn Osella, ja desnoods zelfs zijn Zakspeed voorrijden. Laat iemand Perry McCarthy vertellen dat alles vergeven en vergeten is en dat hij de banden van zijn Andrea Moda mag laten oppompen. Haal Bruno Giacomelli (of Jack O’Malley volgens James Hunt) uit het rusthuis en laat hem nog ’s proberen om zijn Life langer dan een ronde aan de praat te houden.

Super Aguri Suzuki heeft getoond hoe het moet, de handschoen is geworpen. Ik heb grote hoop dat velen haar zullen opnemen tot lering en vermaak van ’t algemeen. En ik zou niet graag voor niets Frank Deboosere getrotseerd hebben.
Ik dank u.

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.