Verscheurende Keuzes

‘Er waren gisteren in Francorchamps 54 946 toeschouwers komen opdagen voor de Grote Prijs Van België. Huub Rothengatter heeft ze geteld tijdens zijn snelste ronde’. Ik citeer wijlen François Vermeylen in Het Laatste Nieuws in 1985 toen voornoemde Huub een niet bepaald onuitwisbare indruk maakte aan boord van een Osella FA 1G Alfa Romeo Turbo.

Nog een citaat :
– ‘And Piercarlo Ghinzani is out of the race !!!’ (Murray Walker)
– ‘And that’s good news for the race’ (James Hunt)

Een mens huivert bij de gedachte aan wat François en James over Yuji Ide te vertellen zouden gehad hebben. Van bij de eerste Grote Prijs van het seizoen was het duidelijk dat de Japanner nadrukkelijk solliciteerde voor een plaatsje in het rijtje van Allen Berg, Adrian Campos, Roelof Wunderink, Gaston Mazzacane, Pedro Chaves, Gregor Foitek, Philippe Adams en nog enkele tientallen andere lieden die kunnen zeggen dat ze ooit formule 1 hebben gereden, maar die hopelijk genoeg wijsheid bezitten om hun kiezen op mekaar te houden of om het tooggesprek ijlings richting voetbal, vrouwen of desnoods politiek te sturen zodra onze geliefde sport ter sprake dreigt te komen. Zij zijn formule-1-rijder geweest zoals Mark Eyskens premier is geweest, zoals Lisa Del Bo Eurovisie-songfestivaldeelneemster is geweest en zoals Reddy De Mey nieuwsanker is geweest op de toenmalige BRT. Om het met onze Amerikaanse vrienden te zeggen : ‘close, but no cigar’.

Maar het Permanent Bureau van de FIA heeft in zijn onmetelijke wijsheid beslist om Yuji tegen zichzelf in bescherming te nemen en vooral zijn collega’s voor verder onheil te behoeden door hem af te serveren met achterlating van zijn superlicentie. Uit de motorhome van Midland klonk besmuikt gelach, het geluid van het ontkurken van flessen champagne en enkele jolige Nederlandse drinkliederen.

Eén vraag is in dit verband even onvermijdelijk als een professor kerkelijk recht in een tv-programma dat mikt op meerwaardezoekers. Is Yuji Ide de slechtste formule-1-rijder uit de geschiedenis ? Het antwoord is simpel : natuurlijk niet.

Als Ide niet de slechtste is, wie dan wel ? Er is een bijna onoverzichtelijk peloton dat voor deze kwalificatie in aanmerking komt. Laten we enkele van de fraaiste exemplaren van naderbij bekijken en dan mag u zelf uw keuze bepalen. Nemen we, bijvoorbeeld, de onvergetelijke Taki Inoue. Niet toevallig een landgenoot van Ide want uit het Land van de Rijzende Zon komen enkele van de strafste kandidaten. Maar Inoue spande toch wel de kroon. 18 Grote Prijzen, eentje in een Simtek, 17 in een Footwork, volstonden voor hem om het tot één van de meest gehoonde rijders van zijn generatie te schoppen. Het was niet allemaal zijn eigen schuld, zoals die keer toen hij in Monaco werd afgesleept na een foutje in de eerste kwalificatie en aan het zwembad getorpedeerd werd door rallylegende Jean Ragnotti die even wilde tonen wat hij allemaal kon in zijn Clio safetycar. Inoue’s Footwork sloeg om, er was een behoorlijke hap uit zijn helm en hij mocht van geluk spreken dat hij het nog kon navertellen. Het was pijnlijker voor de oude Jean van voor Taki, maar na zijn desastreuze resultaten van het seizoenbegin (in Argentinië bijvoorbeeld ruim 10 seconden trager in de kwalificatie dan zijn ploegmaat Morbidelli) was het een nieuwe aanwijzing dat zijn formule-1-carrière niet bepaald onder een gunstig gesternte verliep. Erger werd het enkele maanden later op de Hungaroring toen hij vond dat de baancommissarissen wat te lang treuzelden om met hun brandblussers de beginnende brand in zijn Footwork te lijf te gaan. Hij besloot dan maar zelf het voorbeeld te geven rukte één van de commissarissen de brandblusser uit de handen, zette een sprintje in richting smeulende Footwork, zag niet dat er een veiligheidswagen over het gras kwam aangehobbeld en zweefde een seconde later een korte wijle met brandblusser en al door het Hongaarse zwerk om met een klap bovenop de ruim bemeten snuit van de Tatra te landen. Een Tatra, godbetert. Het is tekenend voor Inoue’s carrière, voor zover daar al sprake kan van zijn, dat dit de enige twee wapenfeiten zijn die we ons herinneren.

Een andere finalist is ongetwijfeld Al Pease. Hij is de geschiedenis ingegaan als de enige man die ooit de zwarte vlag kreeg omdat hij zo traag reed dat hij een wezenlijk gevaar vormde voor de andere rijders. Deze Canadees, met een overigens respectabele erelijst, schreef zich drie keer in voor de Grote Prijs van zijn land. De laatste keer in ’69, toen hij bijna 48 was aan het stuur van een Eagle-Climax die amper jonger was. In de kwalificatie was hij ruim 11 seconden trager dan Jacky Ickx die op de pole stond, en daarmee was hij niet eens laatste. Was het de euforie over deze glansprestatie die zijn geest vertroebelde ? Wij zullen het nooit weten, maar in de 22 ronden die hem gegund werden, reed onze Al de bizarste lijnen die ooit vertoond werden, kwam voor elke bocht bijna tot stilstand, probeerde desondanks hardnekkig in duel te gaan met iedereen die hem dubbelde ook al gebeurde dat voor de derde of vierde keer en had Beltoise al aangetikt en Silvio Moser eruit geramd. Toen dat ei zo na ook gebeurde met Stewart op het moment dat Pease al 12 keer (sic) gedubbeld was, vond de wedstrijdleiding het welletjes en maakte de zwarte vlag een einde aan zijn formule-1-carrière.

Maar misschien worden Inoue en Pease wel overvleugeld door Jean-Denis Délétraz die zich in 94 en 95 in de drie Grote Prijzen die hij reed voor Larousse en Pacific zo grondig belachelijk maakte dat zijn naam tot op de dag van vandaag een begrip is in de paddock. Zijn avonturen in detail vertellen zou ons te ver leiden. Laten we ons beperken tot enkele hoogtepunten. Australië ’94; laatste Grote Prijs van het seizoen. Gerard Larousse weet niet meer van welk hout pijlen maken en om het seizoen vol te kunnen maken loost hij Erik Comas en haalt Délétraz aan boord die hem een hoop sponsorgeld heeft voorgespiegeld. De Zwitser wordt in de loop van het weekend drie keer bestraft omdat hij te snel rijdt in de pitlane, jammer genoeg voor hem zijn dat de enige momenten dat hij snel is. In de race wordt hij al na tien ronden voor de eerste keer gedubbeld en op het moment dat hij uitvalt met een kapotte versnellingsbak heeft hij de leiders liefst tien keer zien passeren.

Portugal ’95, net als Larousse een jaar eerder zit Pacific aan de grond. Délétraz doet zijn truc van ’94 nog ’s over en belooft bergen sponsorgeld. Keith Wiggins trapt erin. Délétraz vervangt Lavaggi. Tijdens de vrijdagkwalificatie laveert hij zo traag over het circuit dat hij zijn motor laat afslaan en tijdens de race vergaat het hem al niet veel beter. Dit keer wordt hij al na 7 ronden voor de eerste keer gedubbeld, maar hij bespaart zichzelf nog meer schande door na 14 ronden op te geven met krampen in de arm. Délétraz rijdt nog één Grote Prijs, die van Europa op de Nürburgring. Hij finisht zowaar, als zestiende op 7 ronden van de winnaar. Er is dus beterschap, maar intussen is het Keith Wiggins beginnen te dagen dat hij nooit de centen zal zien die Délétraz beloofd had. Mede-eigenaar van Pacific, Bertrand Gachot neemt het stuur over en exit Jean-Denis. Maar toch is hij nog een beetje bij ons, want zijn prestaties zijn de rechtstreekse aanleiding voor de FIA om vanaf 1996 de 107%-regel in de kwalificaties in te voeren.

En dan hebben we her nog niet gehad over Paul Belmondo, Volker Weidler, Emilio De Villota, François Hesnault, Alex Yoong, Patrick Neve enzovoort, enzovoort. U begrijpt dat we alle coryfeeën op deze pagina gruwelijk onrecht zouden aandoen als we Yuji Ide boven hen zouden verkiezen. Hij is een eerbaar lid van deze grote club, maar ook niet meer dan dat. Mocht het Permanent Bureau hem nog wat meer tijd gegund hebben, hadden we misschien nog stunts van hem te zien gekregen die hem onweerstaanbaar naar de top van de rangschikking zouden gevoerd hebben. Maar het heeft niet mogen zijn. Ooit zal er een brief opduiken, gericht aan het Permanent Bureau en eindigend met deze wijze woorden :

‘…dus doet u mij, mijn team, mijn sponsors en mijn landgenoten een plezier en pak hem alstublieft zijn superlicentie af.

Met dank bij voorbaat,

Uw dienstwillige,

Aguri Suzuki’

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.
‘Er waren gisteren in Francorchamps 54 946 toeschouwers komen opdagen voor de Grote Prijs Van België. Huub Rothengatter heeft ze geteld tijdens zijn snelste ronde’. Ik citeer wijlen François Vermeylen in Het Laatste Nieuws in 1985 toen voornoemde Huub een niet bepaald onuitwisbare indruk maakte aan boord van een Osella FA 1G Alfa Romeo Turbo.
a:0:{}
Nog een citaat :
– ‘And Piercarlo Ghinzani is out of the race !!!’ (Murray Walker)
– ‘And that’s good news for the race’ (James Hunt)

Een mens huivert bij de gedachte aan wat François en James over Yuji Ide te vertellen zouden gehad hebben. Van bij de eerste Grote Prijs van het seizoen was het duidelijk dat de Japanner nadrukkelijk solliciteerde voor een plaatsje in het rijtje van Allen Berg, Adrian Campos, Roelof Wunderink, Gaston Mazzacane, Pedro Chaves, Gregor Foitek, Philippe Adams en nog enkele tientallen andere lieden die kunnen zeggen dat ze ooit formule 1 hebben gereden, maar die hopelijk genoeg wijsheid bezitten om hun kiezen op mekaar te houden of om het tooggesprek ijlings richting voetbal, vrouwen of desnoods politiek te sturen zodra onze geliefde sport ter sprake dreigt te komen. Zij zijn formule-1-rijder geweest zoals Mark Eyskens premier is geweest, zoals Lisa Del Bo Eurovisie-songfestivaldeelneemster is geweest en zoals Reddy De Mey nieuwsanker is geweest op de toenmalige BRT. Om het met onze Amerikaanse vrienden te zeggen : ‘close, but no cigar’.

Maar het Permanent Bureau van de FIA heeft in zijn onmetelijke wijsheid beslist om Yuji tegen zichzelf in bescherming te nemen en vooral zijn collega’s voor verder onheil te behoeden door hem af te serveren met achterlating van zijn superlicentie. Uit de motorhome van Midland klonk besmuikt gelach, het geluid van het ontkurken van flessen champagne en enkele jolige Nederlandse drinkliederen.

Eén vraag is in dit verband even onvermijdelijk als een professor kerkelijk recht in een tv-programma dat mikt op meerwaardezoekers. Is Yuji Ide de slechtste formule-1-rijder uit de geschiedenis ? Het antwoord is simpel : natuurlijk niet.

Als Ide niet de slechtste is, wie dan wel ? Er is een bijna onoverzichtelijk peloton dat voor deze kwalificatie in aanmerking komt. Laten we enkele van de fraaiste exemplaren van naderbij bekijken en dan mag u zelf uw keuze bepalen. Nemen we, bijvoorbeeld, de onvergetelijke Taki Inoue. Niet toevallig een landgenoot van Ide want uit het Land van de Rijzende Zon komen enkele van de strafste kandidaten. Maar Inoue spande toch wel de kroon. 18 Grote Prijzen, eentje in een Simtek, 17 in een Footwork, volstonden voor hem om het tot één van de meest gehoonde rijders van zijn generatie te schoppen. Het was niet allemaal zijn eigen schuld, zoals die keer toen hij in Monaco werd afgesleept na een foutje in de eerste kwalificatie en aan het zwembad getorpedeerd werd door rallylegende Jean Ragnotti die even wilde tonen wat hij allemaal kon in zijn Clio safetycar. Inoue’s Footwork sloeg om, er was een behoorlijke hap uit zijn helm en hij mocht van geluk spreken dat hij het nog kon navertellen. Het was pijnlijker voor de oude Jean van voor Taki, maar na zijn desastreuze resultaten van het seizoenbegin (in Argentinië bijvoorbeeld ruim 10 seconden trager in de kwalificatie dan zijn ploegmaat Morbidelli) was het een nieuwe aanwijzing dat zijn formule-1-carrière niet bepaald onder een gunstig gesternte verliep. Erger werd het enkele maanden later op de Hungaroring toen hij vond dat de baancommissarissen wat te lang treuzelden om met hun brandblussers de beginnende brand in zijn Footwork te lijf te gaan. Hij besloot dan maar zelf het voorbeeld te geven rukte één van de commissarissen de brandblusser uit de handen, zette een sprintje in richting smeulende Footwork, zag niet dat er een veiligheidswagen over het gras kwam aangehobbeld en zweefde een seconde later een korte wijle met brandblusser en al door het Hongaarse zwerk om met een klap bovenop de ruim bemeten snuit van de Tatra te landen. Een Tatra, godbetert. Het is tekenend voor Inoue’s carrière, voor zover daar al sprake kan van zijn, dat dit de enige twee wapenfeiten zijn die we ons herinneren.

Een andere finalist is ongetwijfeld Al Pease. Hij is de geschiedenis ingegaan als de enige man die ooit de zwarte vlag kreeg omdat hij zo traag reed dat hij een wezenlijk gevaar vormde voor de andere rijders. Deze Canadees, met een overigens respectabele erelijst, schreef zich drie keer in voor de Grote Prijs van zijn land. De laatste keer in ’69, toen hij bijna 48 was aan het stuur van een Eagle-Climax die amper jonger was. In de kwalificatie was hij ruim 11 seconden trager dan Jacky Ickx die op de pole stond, en daarmee was hij niet eens laatste. Was het de euforie over deze glansprestatie die zijn geest vertroebelde ? Wij zullen het nooit weten, maar in de 22 ronden die hem gegund werden, reed onze Al de bizarste lijnen die ooit vertoond werden, kwam voor elke bocht bijna tot stilstand, probeerde desondanks hardnekkig in duel te gaan met iedereen die hem dubbelde ook al gebeurde dat voor de derde of vierde keer en had Beltoise al aangetikt en Silvio Moser eruit geramd. Toen dat ei zo na ook gebeurde met Stewart op het moment dat Pease al 12 keer (sic) gedubbeld was, vond de wedstrijdleiding het welletjes en maakte de zwarte vlag een einde aan zijn formule-1-carrière.

Maar misschien worden Inoue en Pease wel overvleugeld door Jean-Denis Délétraz die zich in 94 en 95 in de drie Grote Prijzen die hij reed voor Larousse en Pacific zo grondig belachelijk maakte dat zijn naam tot op de dag van vandaag een begrip is in de paddock. Zijn avonturen in detail vertellen zou ons te ver leiden. Laten we ons beperken tot enkele hoogtepunten. Australië ’94; laatste Grote Prijs van het seizoen. Gerard Larousse weet niet meer van welk hout pijlen maken en om het seizoen vol te kunnen maken loost hij Erik Comas en haalt Délétraz aan boord die hem een hoop sponsorgeld heeft voorgespiegeld. De Zwitser wordt in de loop van het weekend drie keer bestraft omdat hij te snel rijdt in de pitlane, jammer genoeg voor hem zijn dat de enige momenten dat hij snel is. In de race wordt hij al na tien ronden voor de eerste keer gedubbeld en op het moment dat hij uitvalt met een kapotte versnellingsbak heeft hij de leiders liefst tien keer zien passeren.

Portugal ’95, net als Larousse een jaar eerder zit Pacific aan de grond. Délétraz doet zijn truc van ’94 nog ’s over en belooft bergen sponsorgeld. Keith Wiggins trapt erin. Délétraz vervangt Lavaggi. Tijdens de vrijdagkwalificatie laveert hij zo traag over het circuit dat hij zijn motor laat afslaan en tijdens de race vergaat het hem al niet veel beter. Dit keer wordt hij al na 7 ronden voor de eerste keer gedubbeld, maar hij bespaart zichzelf nog meer schande door na 14 ronden op te geven met krampen in de arm. Délétraz rijdt nog één Grote Prijs, die van Europa op de Nürburgring. Hij finisht zowaar, als zestiende op 7 ronden van de winnaar. Er is dus beterschap, maar intussen is het Keith Wiggins beginnen te dagen dat hij nooit de centen zal zien die Délétraz beloofd had. Mede-eigenaar van Pacific, Bertrand Gachot neemt het stuur over en exit Jean-Denis. Maar toch is hij nog een beetje bij ons, want zijn prestaties zijn de rechtstreekse aanleiding voor de FIA om vanaf 1996 de 107%-regel in de kwalificaties in te voeren.

En dan hebben we her nog niet gehad over Paul Belmondo, Volker Weidler, Emilio De Villota, François Hesnault, Alex Yoong, Patrick Neve enzovoort, enzovoort. U begrijpt dat we alle coryfeeën op deze pagina gruwelijk onrecht zouden aandoen als we Yuji Ide boven hen zouden verkiezen. Hij is een eerbaar lid van deze grote club, maar ook niet meer dan dat. Mocht het Permanent Bureau hem nog wat meer tijd gegund hebben, hadden we misschien nog stunts van hem te zien gekregen die hem onweerstaanbaar naar de top van de rangschikking zouden gevoerd hebben. Maar het heeft niet mogen zijn. Ooit zal er een brief opduiken, gericht aan het Permanent Bureau en eindigend met deze wijze woorden :

‘…dus doet u mij, mijn team, mijn sponsors en mijn landgenoten een plezier en pak hem alstublieft zijn superlicentie af.

Met dank bij voorbaat,

Uw dienstwillige,

Aguri Suzuki’

Dirk De Weert

Hoofdredacteur RingTV

Dirk De Weert werd geboren in Asse op 8 juni 1955. Na een vrij bochtig schoolparcours behaalde hij in 1978 het diploma van licentiaat pers- en communicatiewetenschappen aan de VUB. Een jaar eerder leerde hij Ivan Sonck kennen aan de toog van café in Asse. Het klikte, waardoor hij prompt op de sportredactie van de BRT kon starten. Van 1977 tot 1994 verrichtte hij er reportagewerk, de presentatie, eindredactie en bood live commentaar bij enkele tientallen soorten sporten gaande van Gaelic Football tot kunstrijden op de schaats, maar met een uitgesproken en ter redactie vaak gehoonde voorkeur voor alle vormen van autosport, onder het motto ‘als ’t lawaai maakt en stinkt, is ’t voor De Weert’. Hij debuteerde als commentator in de GP van België 1982 en werd meteen geconfronteerd met de donkere kant van de autosport. Dirk De Weert becommentarieerde alles bij mekaar zo’n 200-tal wedstrijden. Tot ’94 voor BRT-BRTN en Eurosport en van 1999 tot en met 2002 voor Canal+. Daarnaast schreef hij ook jarenlang artikels en columns over Formule-1 voor Knack, Autokrant, Auto&Sport en Het Laatste Nieuws. In ’94 stapte hij over naar de BRTN-nieuwsdienst (Journaal en Terzake). Sinds ’95 is hij hoofdredacteur van Ring-tv, de regionale zender voor Halle-Vilvoorde. Van ’87 tot ’94 nam hij deel aan de Carglass Cup (voorloper van Belcar) in VW Golf, Peugeot 205, Porsche 944 Turbo Cup en Porsche 911 Carrera.

Facebook
Twitter
WhatsApp
Email
Print