Formule 1 is geen goedkope sport. Dat blijkt nogmaals nu de budgetten van vorig seizoen zijn uitgelekt. De elf teams spendeerden in 2016 samen twee miljard dollar aan hun wagen.

Als je naar de cijfers kijkt, valt meteen op dat je een wereldtitel niet gewoonweg koopt. Ferrari was afgelopen seizoen immers de big spender in de Formule 1. De Italianen pompten maar liefst 386 miljoen in hun F1-project. Dat is maar liefst 76 miljoen meer dan nummer twee, wereldkampioen Mercedes, dat wel bijna dubbel zo veel punten haalde als Ferrari.

Geld moet je immers efficiënt investeren. En efficiënt was afgelopen seizoen synoniem van Mercedes. Op basis van Prijs-kwaliteit was een motor uit Stuttgart de beste investering. Dat zie je meteen wanneer je gaat kijken naar hoeveel euro een team ‘betaalde’ per punt. In de top vier staan maar liefst drie renstallen die een Mercedes-motor achterin de wagen hebben liggen.

Op één staat Mercedes zelf, met 405 000 euro per punt. Force India en Williams staan op drie en vier met respectievelijk 607 000 en 891 000 euro per punt. ‘Vreemde eend in de bijt’ is Red Bull, dat met een Renault-krachtbron toch een punt per investering van 538 000 euro behaalde.

Slechtste leerlingen van de klas zijn zonder verassing de staartteams. Sauber haalde met een budget van 117 miljoen euro twee punten, 55,5 miljoen per punt dus. Manor deed zowaar nog slechter. Het volledige budget van 100 miljoen leverde 1 puntje op.

Het complete overzicht:

Geschreven door Mika Tuyaerts
a:0:{}
Gewoon nieuwsitem
a:0:{}