Ieder verhaal heeft natuurlijk een begin en soms spijtig genoeg ook een einde. Dit verhaal gaat over het Lotus F1 team, over haar opkomst en haar neerwaartse spiraal. We zullen in deze special het ondermeer hebben over Colin
Chapman, de successen en het verloren gaan van het legendarische Lotus, dat aan de start van 497 GP’s kwam.
Colin Chapman.
Iedereen die al een tijdje Formule 1 bekijkt en volgt, zal ondermeer al van Colin Chapman gehoord hebben. Chapman en Lotus waren tussen de jaren ‘60 en ‘70 de iconen van het Formule 1 circus. Men kan ze vergelijken met Ross Brawn, Jean Todt en de Ferrari van nu.
Colin Chapman behaalde zijn diploma in een universiteit in Londen. Zijn studierichting was luchtvaartkunde, maar zijn interesse ging meer naar het tekenen van sportieve wagens en competitiewagens. Zijn eerste design was een
trial wagen die hij maakte in 1948. Door Chapman kreeg Lotus de naam van innoverend en succesvol te zijn in competitie.
In de jaren ‘50 kwamen toen de eerste Formule 1 bolides de baan op, met een motor die achterin stak in de wagen. Dit moeten we vooral toeschrijven aan John Cooper. Momenteel is dit nog steeds het begin van een Formule 1 wagen. Vanwall en Ferrari waren de eerste teams die men toen kon vinden op de grid met zo’n motor achterin.
Chapman zijn eerste Lotus F1 was nog eentje met een motor vooraan. Maar een tijd later realiseerde Chapman dat hij inderdaad verkeerd bezig was, en de toekomst bij motors achterin lag.
Tussen Colin Chapman en Cooper was er een zeer grote rivaliteit. Cooper bouwde zijn wagens zoals een echte ‘blacksmith’ zou doen, sterk en zwaar. Chapman daarentegen bouwde zijn wagens zeer licht en hiervoor krijg hij veel
kritiek, zijn wagens waren niet veilig vond men. De gedachten van Chapman waren dat als er een component van de wagen breekt, het dan sterker gemaakt zal worden.
Succes en tragedie in de jaren ’60.
De eerste F1 overwinning van een Lotus wagen was tijdens de GP van Monaco in 1960. De Lotus 18 die toen voor een privé team van Rob Walker reed, won de GP met achter het stuur niemand minder dan Stirling Moss. In 1961 reed Lotus met een nieuwe 1.5 l motor die zijn prestaties duidelijk liet zijn op het circuit. Innes Ireland bezorgde tijdens de GP van Amerika, toen nog op het circuit Watkins Glen, de allereerste overwinning van het Lotus team.
Het succes begon toen voor het Lotus team steeds verder en verder te groeien in de Formule 1. De samenwerking tussen Jim Clark en Lotus is zeker hiervan een goed voorbeeld. Door zekere maten kunnen we nu zeggen dat Jim Clark zijn eeuwige roem ook een beetje te danken heeft aan het Lotus team. Jim Clark bezorgde aan Lotus in 1963 de allereerste titel, in zijn Lotus 25. In 1965 werd Jim Clark in zijn Lotus wereldkampioen. In 1965 deed Lotus samen met Clark ook mee aan de Indianapolis 500 (Indy500) in de Verenigde Staten en wonderbaarlijk genoeg won hij deze zware race. Tussen Chapman en Clark bleek er een zeer grote vriendschap te zijn ontstaan in de loop der jaren. Dit kon men niet zeggen van Chapman en zijn bedrijfsrelaties, die zeer stroef waren.
In 1966 werd er een nieuwe regeling voorzien in de Formule 1. Men moest vanaf dan een 3 liter motor hebben. Voor Lotus geen probleem dacht men, maar men kon gedurende het seizoen de motor niet goed aanpassen aan de wagen. In 1967 werd een nieuw innoverend ontwerp voorgesteld aan het publiek. De nieuwe Lotus 49 werd aangedreven door een Cosworth DFV. De nieuwe wagen gebruikte de motor
als een deel van de monocoque. De wagen won zijn eerste race met Jim Clark achter het stuur. Chapman vertelde altijd dat de motor gebouwd was in samenwerking met de Ford Motor Company, deze zouden $ 100.000 als sponsoring gegeven hebben voor het ontwikkelen van de motor. We kunnen de Cosworth DFV omschrijven als de meeste succesvolle motor van zijn tijd.
In 1968 kreeg Lotus met een zwaar verlies af te rekenen. Jim Clark reed zich te pletter in een F2-race te Hockenheim, Duitsland. Jim Clark verloor de controle over de wagen en ging van de baan en raakte met fatale gevolgen een boom naast het circuit. In die dagen was het vrij normaal dat rijders in meerdere competities meereden.
Chapman was zeer neergeslagen over het verlies van een goede vriend. Maar zoals het in de Formule 1 is, moet een rijder vervangen worden in eender welke omstandigheden. Graham Hill nam de plaats in van Jim Clark in de Lotus. Hill won enkele jaren voordien het kampioenschap voor rijders in de Formule 1 met het Brabham team. In 1968 bewees hij een laatste eer aan Jim Clark door dit opnieuw te verwezenlijken.
Andere tijden voor Lotus.
Eind jaren ‘60 waren er enkele grote veranderingen op het vlak van technisch en commercieel gebied. De grootste verandering toen, is tot nu toe nog altijd aanwezig in de Formule 1, namelijk vleugels. Deze vleugels zouden voor meer neerwaartse druk zorgen. Deze vleugels waren in de beginjaren heel groot en moesten dienen om de bochten beter te nemen, maar na enkele zware incidenten waarbij de vleugels iedere keer loskwamen werden er regels ingevoerd door de FIA. De vleugels moesten op iedere wagen dezelfde grootte hebben en moesten op dezelfde plaats en manier gemonteerd worden op iedere wagen. Hierdoor wou de FIA de veiligheid van de wagens verbeteren.
Colin Chapman’s grootste verandering toen aan de Formule 1 zelf, was de reclame op de F1-bolides. Het Lotus team liet iedereen in de Formule 1 in 1968 verschieten door de wagen voor te stellen aan het publiek met een volledig
overdekte wagen met reclame op. De sponsorlogo’s waren overal op de wagen te vinden. De sponsor van toen was ‘Imperial Tabacco’s Players Gold Leaf sigarette’. Dit was het begin van grote veranderingen in de Formule 1. Van een semi-professionele sport werd de F1 opeens gebombardeerd naar een zeer grote sport op het vlak van adverteren zoals het vandaag nog steeds is. Op dit moment was er reeds sprake van sponsoring op de wagens, maar dan wel in kleinere maten en werd dit zeer laag gehouden. Ook reden toen de wagens rond in hun nationale kleuren: rood voor Italië, zilver voor Duitsland en groen voor Britse wagens. Door dit is de sport fundamenteel geheel veranderd in een tijd waar men van grote budgetten begint te spreken. Ook kunnen we hier spreken over de allereerste tabakssponsoring.
Lotus had meerdere successen kunnen boeken met de Oostenrijker Jochen Rindt als hun nieuwe nummer 1 rijder van het team. Maar zoals bij Jim clark sloeg het noodlot opnieuw toe bij het Lotus team. Jochen Rindt gaf in 1970 zijn leven op het circuit van Monza na een ongeval. Jochen Rindt leidde toen het rijderskampioenschap. Hij had genoeg punten over om op het einde van het seizoen uitgeroepen te worden als nieuwe wereldkampioen. Voor Lotus opnieuw een titel, maar een titel overschaduwd door de dood.
Voor de volgende wereldkampioen moest Lotus niet lang wachten. In 1972 is de Braziliaan Emerson Fittipaldi de nieuwe nummer 1 rijder bij het Lotus team. In datzelfde jaar bezorgd hij Lotus opnieuw de titel. Fittipaldi wordt wereldkampioen en wordt hiermee op de leeftijd van 25 jaar de jongste kampioen Formule 1 ooit op dat moment.
Colin Chapman is nog steeds op zoek naar nieuwe innoverende dingen die hij kan veranderen aan de Lotus om er zo voor te zorgen dat niemand hen kan bijbenen. In zijn hersenen spoken al langer plannen rond om de aërodynamica van de wagen langs de onderzijde te verbeteren. Hij wou ervoor zorgen dat de wagen naar beneden zou worden gezogen om zo nog meer grip te ontwikkelen. Er werden bij andere teams ook zulke tests gedaan maar die bleken nooit succesvol te zijn. Chapman bekeek deze ideeën en verbeterde ze. Hij maakte aan de onderkant flexibele ‘skirts’. Deze zorgden ervoor dat de aërodynamica onder de wagen veranderd werd en dat daardoor de wagen naar beneden werd gezogen.
De nieuwe Lotus John Player Special 79 was de beste wagen ooit van het Lotus team. Men omschreef de wagen als een klasse apart. Op dat moment reed de Amerikaan Mario Andretti voor het team en in 1978 werd hij de zesde
wereldkampioen in een Lotus. Dit succes werd overschaduwd door het verlies van een talentvolle tweede rijder bij het Lotus team. De talentvolle Zweed Ronnie Peterson stierf na een ongeval op het circuit van Monza. Dit was, na Jochen Rindt, reeds de tweede rijder die het Lotus team moest afstaan op het circuit van Monza. De FIA werd toen zeer bezorgd over de onveiligheid van het grondeffect dat bekomen werd door de ‘Skirt’s’ onder de wagen. Als de ‘Skirt’s’ onder de wagen beschadigd waren of verwrongen werden veranderde dit de afstelling van de wagen, waardoor het gevaarlijk werd om nog verder te rijden. Er werd door de FIA beslist om het ‘grondeffect’ te bannen.
De neerwaartse jaren voor Lotus
Wat Chapman toen zeker niet kon weten, was dat Mario Anderetti de laatste wereldkampioen voor Lotus zou zijn.
De deal tussen Lotus en Imperial Tabacco kwam ook aan zijn einde en deze sponsor werd vervangen door Essex Petroleum en zijn controversiële baas David Thieme. Verschillende mensen hebben toen aangegeven dat Colin Chapman zijn interesse gezakt was in het team en dat hij zich meer aan het toeleggen was op andere bedrijfsovereenkomsten van de Lotus Group. Lotus was consulent voor het zieke bedrijf De Lorean waar men een extreme wagen wou bouwen. Dit project werd vooral betaald door belastingsgeld van de overheid, om zo meer werkgelegenheid te scheppen in het noorden van Ierland. Andere mensen zeiden dan dat hij zich liet verleiden door de extravagante levenstijl van David Thieme. Het belangrijkste was dat Chapman niet meer de nodige attentie gaf die nodig was om het Lotus team te laten pieken zoals in de jaren ‘60 en ‘70.
In december 1982 kreeg Colin Chapman een fatale hartaanval. Hierdoor verdween een zeer groot iemand uit de Formule 1 wereld. Het Lotus team overleefde het verlies van zijn oprichter, maar na enkele tijd werd het team gescheiden van de Lotus Group. Peter Warr, de rechterhand van Colin Chapman, werd toen de nieuwe leider over het Lotus F1 team. Hij bracht een nieuwe designer aan, de Fransman Gerard Ducarouge.
In de jaren ‘80 had Lotus nog enkele kleinere successen, maar men kon de hoge verwachtingen niet meer inlossen. Nigel Mansell maakte in 1980 zijn debuut maar hij moest wachten tot als hij bij Williams kwam om zijn eerste overwinning te vieren. Ook Ayrton Senna was in het begin van zijn rijke levensverhaal actief bij Lotus. Hij behaalde bij het Lotus team zijn allereerste overwinning van zijn carrière in 1985 Te Portugal.
De sponsoring met Essex Petroleum eindigde in grote mineur, ook door verschillende verdenkingen rond de persoon van David Thieme. Na de dood van Colin Chapman werden er onderzoeken ingesteld naar het De Lorean project. Geld van de belastingsbetalers zou verkeerd gebruikt geweest zijn, waardoor het project volledig mislukte. Men dacht de verkoop van De Lorean omhoog te kunnen halen door de wagen in de 3 films van ‘Back to the Future’
een hoofdrol te geven, maar toen was reeds het lot van het project gekend; het was gedoemd om te mislukken. Ook werden er niet genoeg sponsors meer gevonden om Lotus de nodige budgetten die ze in de eerdere jaren had te bezorgen. Hierdoor ging het team van kwaad naar erger.
Ayrton Senna was de laatste rijder die met een Lotus een GP-overwinning kon behalen, dit gebeurde tijdens de GP van Detroit in 1987 in de Lotus 98-T met actieve ophanging. Nadat Senna bij Lotus opstapte, boekte hij in de McLaren zijn gekende successen.
De eigenaar van het Lotus team veranderde maar de wagens gleden stilaan van de middenmoot verder naar achter. De laatste jaren van het team, waren zij meer achteraan te vinden dan vooraan tijdens hun grote gloriejaren. De laatste persoon die met een niet-competitieve Lotus kon rijden was Alex Zanardi. Later stapte Zanardi over naar de CART, een paar jaar later was hij terug van de partij bij het Williams team van Frank Williams. De laatste GP van het Lotus team was in Australië 1994. De financiële put van het team was toen reeds niet meer te dichten, wat het einde van een legendarisch team betekende.
Statistieken:
Wereldkampioenen in een Lotus:
1963 en 1965 Jim Clark (GB)
1968 Graham Hill (GB)
1970 Jochen Rindt (Oostenrijk)
1972 Emerson Fittipaldi(Brazilië)
1978 Mario Andretti (VS)
Wereldkampioen bij de constructeurs: 1963, 1965, 1968, 1970, 1972, 1973 en 1978
Grote Prijzen gestart: 497
Overwinningen: 79
Poleposities: 107
Ieder verhaal heeft natuurlijk een begin en soms spijtig genoeg ook een einde. Dit verhaal gaat over het Lotus F1 team, over haar opkomst en haar neerwaartse spiraal. We zullen in deze special het ondermeer hebben over Colin Chapman, de successen en het verloren gaan van het legendarische Lotus, dat aan de start van 497 GP’s kwam.
a:0:{}
Colin Chapman.
Iedereen die al een tijdje Formule 1 bekijkt en volgt, zal ondermeer al van Colin Chapman gehoord hebben. Chapman en Lotus waren tussen de jaren ‘60 en 70 de iconen van het Formule 1 circus. Men kan ze vergelijken met Ross Brawn – Jean Todt en de Ferrari van nu.
Colin Chapman behaalde zijn diploma in een universiteit in Londen. Zijn studierichting was luchtvaartkunde, maar zijn interesse ging meer naar het tekenen van sportieve wagens en competitiewagens. Zijn eerste design was een trial wagen die hij maakte in 1948. Door Chapman kreeg Lotus de naam van innoverend en succesvol te zijn in competitie.
In de jaren ‘50 kwamen toen de eerste Formule 1 bolides de baan op, met een motor die achterin stak in de wagen. Dit moeten we vooral toeschrijven aan John Cooper. Momenteel is dit nog steeds het begin van een Formule 1 wagen. Vanwall en Ferrari waren de eerste teams die men toen kon vinden op de grid met zo’n motor achterin. Chapman zijn eerste Lotus F1 was nog eentje met een motor vooraan. Maar een tijd later realiseerde Chapman dat hij inderdaad verkeerd bezig was, en de toekomst bij motors achterin lag.
Tussen Colin Chapman en Cooper was er een zeer grote rivaliteit. Cooper bouwde zijn wagens zoals een echte ‘blacksmith’ zou doen, sterk en zwaar. Chapman daarentegen bouwde zijn wagens zeer licht en hiervoor krijg hij veel kritiek, zijn wagens waren niet veilig vond men. De gedachten van Chapman waren dat als er een component van de wagen breekt, het dan sterker gemaakt zal worden.
Succes en tragedie in de jaren ’60.
De eerste F1 overwinning van een Lotus wagen was tijdens de GP van Monaco in 1960. De Lotus 18 die toen voor een privé team van Rob Walker reed, won de GP met achter het stuur niemand minder dan Stirling Moss. In 1961 reed Lotus met een nieuwe 1.5 l motor die zijn prestaties duidelijk liet zijn op het circuit. nnes Ireland bezorgde tijdens de GP van Amerika, toen nog op het circuit Watkins Glen, de allereerste overwinning van het Lotus team.
Het succes begon toen voor het Lotus team steeds verder en verder te groeien in de Formule 1. De samenwerking tussen Jim Clark en Lotus is zeker hiervan een oed voorbeeld. Door zekere maten kunnen we nu zeggen dat Jim Clark zijn eeuwige roem ook een beetje te danken heeft aan het Lotus team. Jim Clark bezorgde aan Lotus in 1963 de allereerste titel, in zijn Lotus 25. In 1965 werd Jim Clark in zijn Lotus wereldkampioen. In 1965 deed Lotus samen met Clark ook mee aan de Indianapolis 500 (Indy500) in de Verenigde Staten en wonderbaarlijk genoeg won hij deze zware race.
Tussen Chapman en Clark bleek er een zeer grote vriendschap te zijn ontstaan in de loop der jaren. Dit kon men niet zeggen van Chapman en zijn bedrijfsrelaties, die zeer stroef waren.
In 1966 werd er een nieuwe regeling voorzien in de Formule 1. Men moest vanaf dan een 3 liter motor hebben. Voor Lotus niet een probleem dacht men, maar men kon gedurende het seizoen de motor niet goed aanpassen aan de wagen. In 1967 werd een nieuw innoverend ontwerp voorgesteld aan het publiek. De nieuwe Lotus 49 werd aangedreven door een Cosworth DFV. De nieuwe wagen gebruikte de motor als een deel van de monocoque. De wagen won zijn eerste race met Jim Clark achter het stuur. Chapman vertelde altijd dat de motor gebouwd was in samenwerking met de Ford Motor Company, deze zouden $ 100.000 als sponsoring gegeven hebben voor het ontwikkelen van de motor.
We kunnen de Cosworth DFV omschrijven als de meeste succesvolle motor van zijn tijd.
In 1968 kreeg Lotus met een zwaar verlies af te rekenen. Jim Clark reed zich te pletter in een F2-race te Hockenheim, Duitsland. Jim Clark verloor de controle over de wagen en ging van de baan en raakte met fatale gevolgen een boom naast het circuit. In die dagen was het vrij normaal dat rijders in meerdere competities meereden.
Chapman was zeer neergeslagen over het verlies van een goede vriend. Maar zoals het in de Formule 1 is, moet een rijder vervangen worden in eender welke omstandigheden. Graham Hill nam de plaats in van Jim Clark in de Lotus. Hill won enkele jaren voordien het kampioenschap voor rijders in de Formule 1 met het Brabham team. In 1968 bewees hij een laatste eer aan Jim Clark door dit opnieuw e verwezenlijken.
Andere tijden voor Lotus.
Eind jaren ‘60 waren er enkele grote veranderingen op het vlak van technisch en commercieel gebied. De grootste verandering toen, is tot nu toe nog altijd aanwezig in de Formule 1, namelijk vleugels. Deze vleugels zouden voor meer neerwaartse druk zorgen. Deze vleugels waren in de beginjaren heel groot en moesten dienen om de bochten beter te nemen, maar na enkele zware incidenten waarbij de vleugels iedere keer loskwamen werden er regels ingevoerd door de FIA. De vleugels moesten op iedere wagen dezelfde grootte hebben en moesten op dezelfde plaats en manier gemonteerd worden op iedere wagen. Hierdoor wou de FIA de veiligheid van de wagens verbeteren.
Colin Chapman’s grootste verandering toen aan de Formule 1 zelf, was de reclame op de F1-bolides. Het Lotus team liet iedereen in de Formule 1 in 1968 verschieten door de wagen voor te stellen aan het publiek met een volledig overdekte wagen met reclame op. De sponsorlogo’s waren overal op de wagen te vinden. De sponsor van toen was ‘Imperial Tabacco’s Players Gold Leaf sigarette’. Dit was het begin van grote veranderingen in de Formule 1. Van een semi-professionele sport werd de F1 opeens gebombardeerd naar een zeer grote sport op het vlak van adverteren zoals het vandaag nog steeds is. Op dit moment was er reeds sprake van sponsoring op de wagens, maar dan wel in kleinere maten en werd dit zeer laag gehouden. Ook reden toen de wagens rond in hun nationale kleuren: rood voor Italië, zilver voor Duitsland en groen voor Britse wagens. Door dit is de sport fundamenteel geheel veranderd in een tijd waar men van grote budgetten begint te spreken. Ook kunnen we hier spreken over de allereerste tabakssponsoring.
Lotus had meerdere successen kunnen boeken met de Oostenrijker Jochen Rindt als hun nieuwe nummer 1 rijder van het team. Maar zoals bij Jim clark sloeg het noodlot opnieuw toe bij het Lotus team. Jochen Rindt gaf in 1970 zijn leven op het circuit van Monza na een ongeval. Jochen Rindt leidde toen het rijderskampioenschap. Hij had genoeg punten over om op het einde van het seizoen uitgeroepen te worden als nieuwe wereldkampioen. Voor Lotus opnieuw een titel, maar een titel overschaduwd door de dood.
Voor de volgende wereldkampioen moest Lotus niet lang wachten. In 1972 is de Braziliaan Emerson Fittipaldi de nieuwe nummer 1 rijder bij het Lotus team. In datzelfde jaar bezorgd hij Lotus opnieuw de titel. Fittipaldi wordt wereldkampioen en wordt hiermee op de leeftijd van 25 jaar de jongste kampioen Formule 1 ooit op dat moment.
Colin Chapman is nog steeds op zoek naar nieuwe innoverende dingen die hij kan veranderen aan de Lotus om er zo voor te zorgen dat niemand hen kan bijbenen. In zijn hersenen spoken al langer plannen rond om de aërodynamica van de wagen langs de onderzijde te verbeteren. Hij wou ervoor zorgen dat de wagen naar beneden zou worden gezogen om zo nog meer grip te ontwikkelen. Er werden bij andere teams ook zulke tests gedaan maar die bleken nooit succesvol te zijn. Chapman bekeek deze ideeën en verbeterde ze. Hij maakte aan de onderkant flexibele ‘skirts’. Deze zorgden ervoor dat de aërodynamica onder de wagen veranderd werd en dat daardoor de wagen naar beneden werd gezogen.
De nieuwe Lotus John Player Special 79 was de beste wagen ooit van het Lotus team. Men omschreef de wagen als een klasse apart. Op dat moment reed de
Amerikaan Mario Andretti voor het team en in 1978 werd hij de zesde wereldkampioen in een Lotus. Dit succes werd overschaduwd door het verlies van
een talentvolle tweede rijder bij het Lotus team. De talentvolle Zweed Ronnie Peterson stierf na een ongeval op het circuit van Monza. Dit was, na Jochen Rindt, reeds de tweede rijder die het Lotus team moest afstaan op het circuit van Monza. De FIA werd toen zeer bezorgd over de onveiligheid van het grondeffect dat bekomen werd door de ‘Skirt’s’ onder de wagen. Als de ‘Skirt’s’ onder de wagen beschadigd waren of verwrongen werden veranderde dit de afstelling van de wagen, waardoor het gevaarlijk werd om nog verder te rijden. Er werd door de FIA beslist om het ‘grondeffect’ te bannen.
De neerwaartse jaren voor Lotus
Wat Chapman toen zeker niet kon weten, was dat Mario Anderetti de laatste
wereldkampioen voor Lotus zou zijn.
De deal tussen Lotus en Imperial Tabacco kwam ook aan zijn einde en deze
sponsor werd vervangen door Essex Petroleum en zijn controversiële baas David
Thieme. Verschillende mensen hebben toen aangegeven dat Colin Chapman zijn
interesse gezakt was in het team en dat hij zich meer aan het toeleggen was op
andere bedrijfsovereenkomsten van de Lotus Group. Lotus was consulent voor het
zieke bedrijf De Lorean waar men een extreme wagen wou bouwen. Dit project werd
vooral betaald door belastingsgeld van de overheid, om zo meer werkgelegenheid
te scheppen in het noorden van Ierland. Andere mensen zeiden dan dat hij zich
liet verleiden door de extravagante levenstijl van David Thieme. Het
belangrijkste was dat Chapman niet meer de nodige attentie gaf die nodig was om
het Lotus team te laten pieken zoals in de jaren ‘60 en ‘70.
In december 1982 kreeg Colin Chapman een fatale hartaanval. Hierdoor verdween
een zeer groot iemand uit de Formule 1 wereld. Het Lotus team overleefde het
verlies van zijn oprichter, maar na enkele tijd werd het team gescheiden van de
Lotus Group. Peter Warr, de rechterhand van Colin Chapman, werd toen de nieuwe
leider over het Lotus F1 team. Hij bracht een nieuwe designer aan, de Fransman
Gerard Ducarouge.
In de jaren ‘80 had Lotus nog enkele kleinere successen, maar men kon de
hoge verwachtingen niet meer inlossen. Nigel Mansell maakte in 1980 zijn debuut
maar hij moest wachten tot als hij bij Williams kwam om zijn eerste overwinning
te vieren. Ook Ayrton Senna was in het begin van zijn rijke levensverhaal actief
bij Lotus. Hij behaalde bij het Lotus team zijn allereerste overwinning van zijn
carrière in 1985 Te Portugal.
De sponsoring met Essex Petroleum eindigde in grote mineur, ook door
verschillende verdenkingen rond de persoon van David Thieme.
Na de dood van Colin Chapman werden er onderzoeken ingesteld naar het De
Lorean project. Geld van de belastingsbetalers zou verkeerd gebruikt geweest
zijn, waardoor het project volledig mislukte. Men dacht de verkoop van De Lorean
omhoog te kunnen halen door de wagen in de 3 films van ‘Back to the Future’
een hoofdrol te geven, maar toen was reeds het lot van het project gekend; het
was gedoemd om te mislukken. Ook werden er niet genoeg sponsors meer gevonden om
Lotus de nodige budgetten die ze in de eerdere jaren had te bezorgen. Hierdoor
ging het team van kwaad naar erger.
Ayrton Senna was de laatste rijder die met een Lotus een GP-overwinning kon
behalen, dit gebeurde tijdens de GP van Detroit in 1987 in de Lotus 98-T met
actieve ophanging. Nadat Senna bij Lotus opstapte, boekte hij in de McLaren zijn
gekende successen.
De eigenaar van het Lotus team veranderde maar de wagens gleden stilaan van
de middenmoot verder naar achter. De laatste jaren van het team, waren zij meer
achteraan te vinden dan vooraan tijdens hun grote gloriejaren. De laatste
persoon die met een niet-competitieve Lotus kon rijden was Alex Zanardi. Later
stapte Zanardi over naar de CART, een paar jaar later was hij terug van de
partij bij het Williams team van Frank Williams. De laatste GP van het Lotus
team was in Australië 1994. De financiële put van het team was toen reeds niet meer te dichten, wat het einde van een legendarisch team betekende.
Statistieken:
Wereldkampioenen in een Lotus:
1963 en 1965 Jim Clark (GB)
1968 Graham Hill (GB)
1970 Jochen Rindt (Oostenrijk)
1972 Emerson Fittipaldi (Brazilië)
1978 Mario Andretti (VS)
Wereldkampioen bij de constructeurs: 1963, 1965, 1968, 1970, 1972, 1973 en 1978
Grote Prijzen gestart:
497
Overwinningen:
79
Poleposities:
107